Verzoekers hebben aangifte gedaan bij de politie jegens hun buurjongen wegens seksueel misbruik van hun destijds vijfjarige dochtertje. De jongen paste op het meisje en zou haar gedurende zo'n anderhalf jaar hebben misbruikt.
De buurjongen is door de kinderrechter vrijgesproken. De kinderrechter achtte wel voldoende wettig bewijs aanwezig dat er handelingen hadden plaatsgevonden (de buurjongen zou de schaamstreek van het meisje hebben ingesmeerd vanwege huidirritatie), maar was onvoldoende overtuigd van het ontuchtige karakter hiervan.
Verzoekers klagen erover dat de officier van justitie de strafzaak onvoldoende heeft voorbereid. Zo zou hij de kinderarts, dermatoloog en orthopedagoog niet hebben geraadpleegd, waardoor het beschikbare gedetailleerde bewijs niet in de strafzaak is gebruikt.
Het verwijt dat de officier van justitie de strafzaak niet goed heeft voorbereid, is niet juist. Hoewel de aanvullende verklaringen die de behandelend artsen in een later stadium hebben afgelegd (in het kader van de procedure bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven) meer gedetailleerde informatie bevatten, is het nog maar de vraag of deze informatie zou leiden tot een veroordeling. Op basis van deze informatie is het aannemelijk dat het meisje is misbruikt, maar hieruit valt niet op te maken wie het misbruik zou hebben gepleegd. De informatie levert dus geen bewijs op dat de buurjongen zich schuldig zou hebben gemaakt aan seksueel misbruik. De rechter had bovendien een aanvullend onderzoek kunnen laten doen wanneer hij de informatie van de behandelend artsen van belang vond voor het bewijs. Aangenomen moet worden dat de rechter nader onderzoek niet zinvol heeft gevonden.
De officier van justitie heeft het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving niet geschonden.