2011/222: Vader klaagt over toetsingswijze NIFP van onderzoeksrapport ambulatorium

Rapport

Verzoeker en zijn ex-vrouw zijn in 2004 gescheiden. Enige tijd na de echtscheiding ontstond er tussen verzoeker en zijn ex-vrouw strijd over de invulling van de omgangsregeling tussen hem en zijn kinderen. Om hierover een goede beslissing te kunnen nemen vroeg de rechter het NIFP om een psychodiagnostisch onderzoek uit te (laten) voeren. Het NIFP besteedde dit uit bij het Haags ambulatorium.

In het onderzoek van het Haags ambulatorium werden vergaande conclusies getrokken, met name ten aanzien van verzoeker. Verzoeker was het niet eens met de uitkomst van dit onderzoek en vroeg het NIFP, als opdrachtgever, om een hertoetsing van de rapportage. Het NIFP wees dit verzoek af en stuurde het rapport door naar de rechter. Tijdens de behandeling ter zitting gaf een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) de rechter het advies de omgangsregeling tijdelijk stop te zetten. De Raad ging daarmee verder dan het advies van het Haags ambulatorium. De rechter ontzegde verzoeker voor twee jaar de omgang met zijn kinderen, mede gebaseerd op het advies van het Haags ambulatorium.

Al deze gebeurtenissen hebben onder meer geleid tot klachten bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg over de door de Raad geraadpleegde gezondheidszorgpsychologe en over de psychiater van het NIFP (die het rapport heeft getoetst) en tot een klacht bij het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen over het handelen van het Haags ambulatorium. Al deze klachten zijn gegrond verklaard en hebben geleid tot berispingen en waarschuwingen.

Uiteindelijk hebben de klachten over het NIFP en over de Raad tot een onderzoek van de Nationale ombudsman geleid. De onderzochte klacht over het NIFP betrof de wijze waarop het NIFP het door het Haagse ambulatorium uitgebrachte rapport heeft getoetst en dat het NIFP dit rapport zonder (gebruik te maken van) de reactie van verzoeker heeft doorgestuurd naar de rechtbank. Ook is de wijze waarop het NIFP op zijn klachten heeft gereageerd onderzocht.

De onderzochte klacht over de Raad betrof het advies van de Raad aan de rechtbank om de omgang tijdelijk stop te zetten, ook nu dit mede op basis was van een rapport waarvan de tuchtrechter later had geoordeeld dat dit niet voldeed aan de daarvoor gestelde criteria en dat de onderzoekers in strijd met hun beroepscode hadden gehandeld. Een andere klacht betrof het geen oog hebben van de Raad voor de situatie waarin verzoeker terecht was gekomen.

Alle klachten zijn getoetst aan het vereiste van professionaliteit. Alle klachten zijn gegrond verklaard. Dit heeft geleid tot de aanbeveling aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om zich te bezinnen op de rol en taak van het NIFP en de Raad bij het toetsen van deskundigenrapportages en te komen tot een kwaliteitsverbetering van die toets en de advisering aan de rechter op dit punt. Ook geeft de Nationale ombudsman de staatssecretarisin overweging om met verzoeker in gesprek te gaan over de ontstane situatie en de verantwoordelijkheid van het NIFP en de Raad daarin.

Instantie: Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP)

Klacht:

rapport van het Haags ambulatorium niet getoetst

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP)

Klacht:

rapport van het Haags ambulatorium doorgestuurd naar de rechtbank, ondanks verzoekers commentaar daarop en zonder daarmee iets te doen

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP)

Klacht:

wijze waarop op verzoekers klachten is gereageerd

Oordeel:

Gegrond