Verzoekers relatie was verbroken. Uit deze relatie was een kind geboren. De rechter had bepaald dat het kind bij verzoeker zou wonen en voorlopig geen omgang met zijn moeder zou hebben. De Raad voor de Kinderbescherming had dit na onderzoek aan de rechter geadviseerd. Vier maanden later ontving verzoeker bericht dat de Raad een nieuw onderzoek zou opstarten naar de opvoedingssituatie van verzoekers kind. De reden was dat verzoekers ex had geklaagd dat er in het eerste onderzoek geen aandacht was besteed aan signalen van huiselijk geweld. De Raad had geen informanten gehoord. De klacht hierover was door de Regiodirecteur van de Raad gegrond verklaard.
Verzoeker klaagt erover dat het onderzoek werd gestart terwijl er geen sprake was van een situatie waarbij een kinderbeschermingsmaatregel werd overwogen of er zorgen over het kind bestonden.
Het belang van het kind gaf de doorslag voor de Raad om alsnog dit onderzoek in te stellen. Hoewel er op dat moment geen signalen waren dat het kind bedreigd werd in zijn ontwikkeling, kon het feit dat het kind slachtoffer of getuige was geweest van huiselijk geweld later een rol in zijn ontwikkeling gaan spelen. Voor de begeleiding van het kind was het dan van belang om te weten wat er wel of niet was voorgevallen. Door het belang van het kind voorop te stellen nam de Raad een juiste beslissing
redelijkheidsvereiste