Verzoeker woont in het buitenland en had zijn huis in Nederland ter beschikking gesteld aan een expat. Deze expat was enige tijd niet op haar werk verschenen en daarom hadden haar collega's de politie gebeld. De politie ging naar de woning waar verzoeker eigenaar van was en forceerde uiteindelijk de voordeur van de woning. In de woning lag de expat op de grond. Zij was vermoedelijk al een aantal dagen eerder overleden. Bij het forceren van de voordeur was deze deur beschadigd. Verzoeker had de schade aan de voordeur laten repareren en hij had de politie verzocht de kosten hiervan te vergoeden. De politie voldeed niet aan dit verzoek en vervolgens benaderde verzoeker de Nationale ombudsman.
Verzoeker klaagde erover dat de politie had geweigerd de kosten voor de reparatie van de voordeur te vergoeden.
Zowel verzoeker als de politie stelde dat de politie de voordeur terecht had geforceerd. Hier is de Nationale ombudsman dan ook van uitgegaan bij zijn beoordeling. De Nationale ombudsman overwoog dat zowel de politie als verzoeker niets te verwijten viel. Het ging om een situatie waarin een burger in nood leek te verkeren en hulp nodig leek te hebben. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman wees de uitspraak van de Hoge Raad van 2 oktober 2009 (LJN: BJ1708) erop dat de reparatiekosten niet tot het normale maatschappelijke risico van verzoeker behoren. Mede gelet op de richting die deze uitspraak leek aan te geven en op de omstandigheid dat sprake was van een claim van geringe omvang, was de Nationale ombudsman van oordeel dat de politie in strijd met het redelijkheidsvereiste had gehandeld door verzoekers claim af te wijzen.
De Nationale ombudsman gaf de korpsbeheerder in overweging om opnieuw te beslissen op de schadeclaim van verzoeker met inachtneming van hetgeen in dit rapport is overwogen.