Verzoeksters ex-partner woonde bij haar, omdat hij ziek was en op deze manier rustig kon herstellen. Op 27 mei 2009 wilde de ex-partner een auto meenemen die op verzoeksters naam stond. Dit wilde verzoekster niet en daarom belde zij de politie. Nadat de politie bij verzoeksters woning was aangekomen, legde de politie aan verzoekster uit dat zij zich niet met de situatie kon bemoeien omdat het een civiele kwestie betrof. Op 29 mei 2009 belde verzoekster opnieuw de politie, omdat haar ex-partner de auto die op haar naam stond weer wilde meenemen. De politie ging naar verzoeksters woning en 'bemiddelde' daar tussen verzoekster en haar ex-partner. De uitkomst hiervan was dat de ex-partner de auto zou meenemen en hij in ruil hiervoor het door hem opgebouwde woonrecht zou opgeven.
Verzoekster klaagde over de inmenging van de politie in het conflict dat zij op 29 mei 2009 met haar ex-partner had. Volgens verzoekster hadden de door de politie verstrekte informatie en de door de politie uitgeoefende druk ertoe geleid dat verzoekster haar auto aan de ex-partner had meegegeven.
De Nationale ombudsman overwoog dat in dit geval sprake was van onenigheid in de relationele sfeer. Het is in zo'n geval in beginsel niet aan de politie om problemen tussen ex-partners op te lossen. Verder vond de Nationale ombudsman het begrijpelijk dat de politie had geprobeerd te bemiddelen tussen verzoekster en haar ex-partner. Hoewel hij een aantal kritische kanttekeningen plaatste bij de uitkomst van de bemiddeling, kwam de Nationale ombudsman tot de conclusie dat de politie niet in strijd met het vereiste van professionaliteit had gehandeld. Hierbij was onder andere van belang dat sprake was van een lastige en chaotische situatie en het moeilijk was om tot een oplossing in het conflict te komen. Verder was meegewogen dat verzoekster ervoor had gekozen op 29 mei 2009 opnieuw de politie te bellen, terwijl haar op 27 mei 2009 al was meegedeeld dat de politie weinig tot niets kon betekenen in dit conflict. Ook was van belang dat verzoekster zelf akkoord was gegaan met de gemaakte afspraken. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman waren er onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat verzoekster objectief gezien (te veel) onder druk zou zijn gezet door de politie.