2011/095: Klacht over afhandeling inzageverzoek medisch dossier UWV

Rapport

In februari 2010 diende verzoeker een inzageverzoek ten behoeve van zijn medisch en persoonlijk dossier in bij het UWV. Omdat zijn verzoek medio mei 2010 nog steeds niet was geëffectueerd, schakelde verzoeker de Nationale ombudsman in. Onder meer door een interventie van de Nationale ombudsman werden aan verzoeker eind mei afschriften van stukken uit zijn dossier overhandigd. Over het verloop van zijn inzageverzoek had verzoeker inmiddels een klacht bij het UWV ingediend. Het UWV achtte de klacht van verzoeker ongegrond. Omdat verzoeker van mening was dat het UWV zijn klacht inhoudelijk onvoldoende had beantwoord, diende hij opnieuw een klacht in bij het UWV, waarbij hij tevens een aanvullende klacht formuleerde. Volgens verzoeker ontbraken bij de inzage in zijn dossiers, twee voor hem belangrijke stukken. Verzoeker verzocht het UWV dan ook hem nogmaals zijn volledige dossier ter inzage te geven. Naar aanleiding van verzoekers brief reageerde het UWV met de mededeling dat zijn klacht niet opnieuw in behandeling werd genomen omdat de klacht een herhaling van zijn eerdere klacht zou zijn. Bij brief van 17 juli 2010 diende verzoeker een klacht in bij de Nationale ombudsman. In reactie op het door de Nationale ombudsman ingestelde onderzoek berichtte het UWV onder meer dat verzoeker in het verleden betrokken was bij een fraudeonderzoek en dat hierbij getuigen waren gehoord die belastende verklaringen over verzoeker hadden afgelegd. Na jaren werd het UWV naar eigen zeggen plotseling geconfronteerd met verzoekers inzageverzoek zonder dat duidelijk was wat het doel was. Omdat getuigen moesten worden beschermd moesten de nog aanwezige dossiers eerst worden geschoond, alvorens het inzageverzoek in te willigen. Het UWV schetste verder nog het verloop van de gang van zaken ten aanzien van verzoekers inzageverzoek. Volgens het UWV had de afdeling Bezwaar en Beroep, na ontvangst van het verzoek tot inzage, de zaak snel en adequaat opgepakt. Ten aanzien van de ontbrekende stukken meldde het UWV onder meer dat alle beschikbare dossiers aan verzoeker ter inzage waren verstrekt.

De Nationale ombudsman stelde vast dat het UWV niet binnen de daarvoor geldende wettelijke termijnen op het verzoek om inzage had beslist. Uit het onderzoek was daarbij niet van omstandigheden gebleken die een dergelijke overschrijding van de wettelijke termijn rechtvaardigden. Bovendien had het, naar het oordeel van de Nationale ombudsman, in de rede gelegen dat het UWV - op het moment dat het constateerde dat inzage niet binnen de wettelijke termijn gerealiseerd kon worden- verzoeker hierover uit eigen beweging tussentijds informeerde. Daarmee had het UWV jegens verzoeker niet behoorlijk gehandeld en het vereiste van voortvarendheid geschonden. Daarnaast merkte de Nationale ombudsman naar aanleiding van een opmerking van het UWV over het schonen van verzoekers dossier op, dat verzoeker niet het UWV had hoeven informeren over het doel van de inzage. De enig relevante vraag was in dit kader namelijk of zich gerechtvaardigde belangen van derden verzetten tegen het (volledig) ter inzage geven van stukken in verzoekers dossier. Ten aanzien van de klachtafhandeling oordeel de Nationale ombudsman dat het UWV gehandeld had in strijd met het beginsel van fair play.

Instantie: UWV Almere

Klacht:

wijze waarop verzoekers inzageverzoek is afgehandeld

Oordeel:

Gegrond

Instantie: UWV Almere

Klacht:

wijze waarop klacht is afgedaan

Oordeel:

Gegrond