In juni 2005 gingen de heer V. en mevrouw B. uit elkaar. Bij een bezoek van de heer V. gaven zijn kinderen aan dat ze hem niet meer wilden zien. De heer V. accepteerde dat. De kinderrechter sprak vervolgens op 13 juli 2006 een ondertoezichtstelling uit over de kinderen. Gedurende de ondertoezichtstelling verbeterde de situatie waarin de kinderen zich bevonden, maar de kinderen stonden nog altijd niet open voor contact met hun vader. Bureau Jeugdzorg overwoog een persoonlijkheidsonderzoek voor de kinderen, maar zag daar later vanaf. Op 12 juli 2008 werd de ondertoezichtstelling tegen de zin van de heer V. niet verlengd.
De heer V. klaagde er bij de Nationale ombudsman over dat Bureau Jeugdzorg:
niet tijdig een persoonlijkheidsonderzoek bij de kinderen heeft laten uitvoeren;
zijn zorgen over de kinderen niet serieus heeft genomen;
feiten heeft verdraaid waardoor hij richting zijn kinderen als de 'boeman' is weggezet;
niet om een verlenging van de ondertoezichtstelling heeft gevraagd terwijl slechts één van de vier doelen van de ondertoezichtstelling waren behaald.
De Nationale ombudsman oordeelt dat Bureau Jeugdzorg een uitgebreide afweging heeft gemaakt op het gebied van het persoonlijkheidsonderzoek en het beëindigen van de ondertoezichtstelling. Die afweging is voor verzoeker destijds negatief uitgevallen, maar was kennelijk in het belang van de kinderen het beste. De gedraging is in zoverre behoorlijk.
Waar het in die tijd wel aan heeft ontbroken, is een plan van aanpak om de situatie wat betreft het verbeteren van de relatie tussen de kinderen en hun vader te verbeteren. Bovendien legde Bureau Jeugdzorg een deel van de verantwoordelijkheid voor het mislukken van het herstel van het contact met zijn kinderen bij de heer V. zelf. Het was dan ook begrijpelijk dat de heer V. zich niet serieus genomen voelde door Bureau Jeugdzorg. Op die punten is de gedraging van Bureau Jeugdzorg in strijd met het vereiste van professionaliteit.