Verzoekers zoon stapte zonder geldig vervoersbewijs in de trein, nadat hij eerder die dag bemerkt had dat hij zijn portemonnee kwijt was. In de trein werd hij gecontroleerd door een BOA (medewerker van de NS). Omdat de jongen zich niet kon legitimeren en stotterde bij het geven van zijn geboortedatum, checkte de BOA zijn GBA-gegevens. De opgegeven voornaam bleek niet helemaal te kloppen. De BOA riep de hulp in van de politie om de identiteit van de jongen vast te stellen. In afwachting van de politie, wachtten de jongen en de NS-medewerkers in een glazen wachtruimte op het station.
Verzoekster klaagt erover dat haar zoon ruim een uur op het station in een glazen wachtruimte is gezet, waar iedereen hem kon zien zitten, met om hem heen vier BOA's en twee politieambtenaren.
Hoewel de Nationale ombudsman niet aan de oprechtheid van de jongen twijfelt, is het niet vreemd dat de BOA de hulp van de politie heeft ingeroepen om de identiteit vast te stellen. De NS-medewerkers hadden de keuze om een en ander op het station af te wikkelen, of de jongen over te laten brengen naar het politiebureau, waar hij ongetwijfeld in een ophoudcel zou zijn geplaatst. Dat de NS-medewerkers ervoor hebben gekozen de jongen in de wachtruimte te plaatsen, acht de Nationale ombudsman geen onredelijke keuze aangezien de NS-medewerkers op het station niet over een eigen ruimte beschikken en zij op het gehele station in de openbaarheid zouden staan. Van belang hierbij is dat de NS-medewerkers niet de gehele tijd met z'n allen bij de jongen hebben gestaan, maar dat zij zich hebben gesplitst, in afwachting van de politie.
Het evenredigheidsvereiste is niet geschonden.
Geen oordeel ten aanzien van de klacht over de bejegening.