Verzoekster is eigenares van twee horecabedrijven in de binnenstad van Breda. Vanwege tijdelijke afwezigheid in verband met een revalidatie en omdat een ander tijdelijk leiding zou geven verzocht zij de gemeente om een wijziging van de exploitatie- en drankvergunning op dit punt.
Het college van burgemeester en wethouders van Breda besloot vervolgens de Wet Bibob van toepassing te verklaren op één van haar twee vergunningaanvragen. Deze wet heeft ten doel het tegengaan van strafbare handelingen met onder meer horeca-vergunningen.
Verzoekster diende ten behoeve van een onderzoek nadere informatie te verstrekken, in verband waarmee zij een advocaat in de arm nam en die zij aanwees als haar gemachtigde. Aangezien de gemeente stukken naar verzoeksters adres stuurde kon zij en ook haar gemachtigde niet op tijd reageren, waarop de gemeente het Landelijk Bureau Bibob om advies vroeg.
Verzoekster klaagt erover dat zij als gevolg van het niet toezenden van de stukken aan haar gemachtigde niet op tijd kon reageren en dat weer leidde tot een onnodige extra administratieve belasting en vertraging in de vergunningverlening.
De Nationale ombudsman overwoog, dat voldoende aannemelijk is dat verzoekster de gemeente tijdig en duidelijk heeft geïnformeerd over de aanwijzing van haar gemachtigde en als dat al tot twijfel aanleiding had kunnen geven, de gemeente van de al lopende contacten met de gemachtigde gebruik had kunnen maken om dat bij hem te verifiëren. Volgens de Nationale ombudsman valt ook niet in te zien waarom een professionele rechtshulpverlener zich nadrukkelijk als advocaat zou moeten presenteren, immers het feit dat hij optreedt namens en cliënt is al voldoende.
Verzoekster kan daarom worden gevolgd in haar opvatting dat zij door de gang van zaken is benadeeld.
De Nationale ombudsman oordeelde de onderzochte gedraging niet behoorlijk, wegens strijd met het beginsel van fair play.