Verzoekers zoon is in 2009 overleden. Verzoeker vroeg aan de Belastingdienst de overlijdensaangifte zo snel mogelijk te behandelen zodat de boedel kon worden afgewikkeld.
De Belastingdienst liet verzoeker weten dat de aangiftes 2008 en 2009 van zijn zoon waren opgenomen in een centraal distributiesysteem van de Belastingdienst en dat de regionale eenheid van de Belastingdienst dit systeem niet kon beïnvloeden.
Verzoeker klaagde erover dat de Belastingdienst niet bereid was mee te werken aan een spoedige afhandeling van de aangiftes.
De Nationale ombudsman overwoog dat de vraag van verzoeker om een snelle behandeling begrijpelijk was en dat van de Belastingdienst had mogen worden verwacht dat hij had gedaan wat redelijkerwijs mogelijk was om de nabestaande zo weinig mogelijk te belasten. De Belastingdienst heeft niet adequaat gereageerd. Ook toen per 1 april 2010 de mogelijkheid werd opengesteld in schrijnende gevallen aangiftes met een groot klantbelang uit het distributiesysteem te laten lichten, heeft de Belastingdienst daarvan ten onrechte geen gebruik gemaakt. Pas in augustus 2010 heeft de Belastingdienst de aangifte 2008 laten lichten.
De Nationale ombudsman concludeerde dat de Belastingdienst het vereiste van een behoorlijke bejegening had geschonden en dat de klacht gegrond was.