Verzoeker bevond zich na een verloren voetbalwedstrijd van het Nederlands elftal in het uitgaansgebied van Arnhem. Daar was de sfeer zeer onrustig en de politie had eerder die avond al flink moeten optreden, met een aantal aanhoudingen als gevolg. Vanwege de vooraf ingeschatte risico's had de politie ervoor gekozen om in groepjes van vier á vijf politieagenten te surveilleren, in plaats van de gebruikelijke koppels van twee. De politieagenten waren in uniform gekleed, met daarover een geel hesje. Verder was er afgesproken om bij het constateren van strafbare feiten meteen tot aanhouding over te gaan.
Op enig moment botsten verzoeker en een politieagent tegen elkaar op. Verzoeker werd daarop aangesproken. Enkele tellen nadat hij was doorgelopen, werd er een beledigende term tegen de politieagenten geroepen. Het groepje politieagenten was ervan overtuigd dat het verzoeker was die hen deze term toeriep. Daarop besloot één politieagent verzoeker aan te houden, hij pakte hem daartoe eerst stevig beet bij de arm. Er ontstond een worsteling waarbij de politieagent zich genoodzaakt zag om verzoeker tussen statafels naar de grond te brengen om hem te kunnen boeien. Daarbij liep verzoeker licht letsel op. Verzoeker werd strafrechtelijk vervolgd voor het beledigen van politieambtenaren, maar werd door de rechter vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs.
Verzoeker klaagde erover dat hij ten onrechte was aangehouden en dat de politie teveel geweld had gebruikt bij de aanhouding.
De Nationale ombudsman stelde dat er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, zodat de politieagent in de gegeven situatie in redelijkheid kon besluiten om verzoeker aan te houden. Wel achtte de Nationale ombudsman de wijze waarop hij dat deed onbehoorlijk. De politieagent had er voor moeten kiezen om verzoeker eerst mee te delen dat hij was aangehouden op verdenking van belediging van politieagenten, voordat hij verzoeker beetpakte. Door dit na te laten, nam hij het risico dat de situatie zodanig zou escaleren dat hij genoodzaakt zou zijn om geweld te gebruiken. Daarmee schond hij het behoorlijkheidsvereiste dat het recht van lichamelijke integriteit moet worden gerespecteerd.