Verzoekers klagen er over dat de gemeente niet bereid is aan hen een stuk gemeentegrond te verkopen, terwijl dat wel is toegestaan aan bijna alle buren in hun straat. Vrijwel alle bewoners van een straat hadden illegaal een stuk gemeentegrond achter hun perceel in gebruik genomen als verlenging van de tuin. Op enig moment kreeg de gemeente hier lucht van en besloot het college, daar waar mogelijk, aan de bewoners tegemoet te willen komen. Het college formuleerde de uitgangspunten en randvoorwaarden om op grond daarvan te kunnen bepalen welke percelen al dan niet in aanmerking kwamen voor verkoop. Tevens is op basis hiervan een uitgiftelijn vastgesteld.
De Nationale ombudsman overwoog dat voor het antwoord op de vraag of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten verzoekers het gewenste stuk gemeentegrond niet te verkopen doorslaggevend is of het college zijn beslissing heeft genomen op basis van een toetsing aan de criteria die het in zijn besluit had vastgesteld. Dit bleek inderdaad zo te zijn.
Het is duidelijk dat de uitkomst van de door het college gemaakte afweging voor verzoekers ongunstig uitpakt. Vrijwel alle buren, zijn wel in de gelegenheid gesteld om grond aan te kopen. Alleen verzoekers en hun buren aan één kant zijn van deze mogelijkheid uitgesloten. De tuinen van verzoekers en hun buren zijn echter verder naar achter gelegen, hetgeen met zich brengt dat de uitkomst van de toetsing aan het vastgestelde beleid anders uit kan pakken.
De Nationale ombudsman oordeelde dat het college een zorgvuldige afweging heeft gemaakt en heeft gehandeld in overeenstemming met het redelijkheidsvereiste.