Verzoeker woont in Vietnam. De Belastingdienst wil voor zijn belastingschuld een loonvordering zonder beslagvrije voet doen onder het Abp. De Belastingdienst stuurde verzoeker een brief waarin hij de gelegenheid kreeg binnen veertien dagen te reageren. Deze brief bereikte verzoeker pas na het verstrijken van die termijn. Naderhand werd alsnog een beslagvrije voet toegepast maar zonder terugwerkende kracht.
Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst hem geen redelijke termijn bood om te reageren en niet bereid is de alsnog vastgestelde beslagvrije voet met terugwerkende kracht toe te passen.
De Nationale ombudsman oordeelt dat de Belastingdienst bij het vaststellen van de reactietermijn rekening had moeten houden met het woonland van verzoeker en de gevolgen daarvan voor de postbezorging. Ook oordeelt de Nationale ombudsman dat het onder de omstandigheden van het geval niet redelijk is om er zonder meer vanuit te gaan dat de beslagvrije voet geen terugwerkende kracht kan hebben.
De Nationale ombudsman concludeert dat de Belastingdienst met de termijn het vereiste van fair play heeft geschonden en met de beslagvrije voet het redelijkheidsvereiste.
De Nationale ombudsman doet de aanbeveling alsnog na te gaan of eerder toepassing van de beslagvrije voet leidt tot een teruggaaf aan verzoeker.