Zeven maanden nadat haar voormalige echtgenoot uit de gezamenlijke woning was vertrokken, vroeg verzoekster in oktober 2007 zorgtoeslag voor zich zelf aan. Toen bleek dat zij nog steeds toeslagpartner was van de huurtoeslag die op naam van haar voormalige echtgenoot aan haar verhuurder werd uitbetaald. De Belastingdienst verwerkte de nieuwe situatie en vroeg de huurtoeslag van de ex-partner terug. Deze gaf de verhuurder de opdracht de (te veel) uitbetaalde huurtoeslag aan de Belastingdienst terug te betalen. De verhuurder voldeed aan dit verzoek en sprak verzoekster aan het ontstane huurtekort te voldoen. Verzoekster vroeg vervolgens voor zich zelf huurtoeslag aan die negen maanden later werd toegekend. Op dat moment waren bij het innen van de huur al buitengerechtelijke incassokosten ontstaan. Deze wilde verzoekster vergoed zien. De Belastingdienst en de minister van Financiën wezen haar verzoek af.
Verzoekster begrijpt de afwijzing van haar claim niet, als zij kijkt naar de afhandeling en de behandelingsduur van haar aanvraag huurtoeslag 2007.
Volgens de Belastingdienst en de minister was verzoekster op het moment van haar aanvraag nog toeslagpartner van haar voormalige echtgenoot. Dit veroorzaakte de vertraging. De Nationale ombudsman kan beide hierin niet volgen. Vier maanden eerder had de Belastingdienst namelijk de feitelijke situatie al verwerkt en conform de juiste situatie beschikkingen aan verzoekster en haar voormalige echtgenoot verstuurd. De Nationale ombudsman vindt het belangrijk dat in een reactie op een schadeclaim voldoende aandacht wordt besteed aan de reden waarom het nadeel voor de burger is ontstaan en met oog daarop passend reageert. In dit geval ontbrak een logische verklaring of rechtvaardiging voor de vertraging. De huurtoeslag was voor verzoekster, een alleenstaande bijstandmoeder, bittere noodzaak. Tijdige uitbetaling is dan juist het voornaamste belang. In zijn reactie op de claim liet de minister dit en de nadelige gevolgen voor verzoekster onderbelicht. Ook daarmee schoot de motivering van de minister te kort en miste hij de kans om zich conflictoplossend op te stellen.
Volgens de Nationale ombudsman was verzoeksters klacht over de minister gegrond en het motiveringsvereiste geschonden.
De minister van Financiën wordt in overweging gegeven om bij de beoordeling van schadeclaims in de toeslagensfeer voldoende aandacht te besteden aan de reden waarom het nadeel voor burger is ontstaan met het oog op diens primaire belang bij de betreffende toeslag. In het geval van verzoekster wordt de minister in overweging gegeven om haar nadeel te compenseren en haar € 300 te betalen.