2010/282

Rapport

Verzoeker bevond zich in een conflictsituatie met de huurder van het aan zijn woning grenzende bedrijfspand. Laatstgenoemde had aangifte jegens verzoeker gedaan van vernieling van een cv-ketel en informeerde per e-mail bij wijkagent B. of verzoeker al was aangehouden. De wijkagent antwoordde:

"Hallo X. de vroege ochtend nadat jullie hier waren geweest, wilden we hem van zijn bed lichten. De dag erna hebben wij het nogmaals geprobeerd. Helaas was hij niet thuis. Hij staat gesignaleerd en de eerste politieman/vrouw die hem ziet, mag hem naar binnen halen. Helaas heb ik nog geen ander nieuws, maar hij staat hoog op het verlanglijstje. Groetjes, B."

Verzoeker krijgt het e-mailbericht onder ogen en voelt zich gegriefd en onbehoorlijk behandeld. Hij klaagt over de wijze waarop de politie diegenen die tegen hem aangifte had gedaan heeft geïnformeerd.

De Nationale ombudsman merkt op dat er niets mis mee is als de politie via e-mailberichten met burgers communiceert, maar dat zij dan wel de professionaliteit die bij haar functie past in acht moet nemen. Bij het informeren van een aangever omtrent de stand van zaken naar aanleiding van een aangifte, dient de ambtenaar zich te beperken tot de noodzakelijke informatie. De informatie dient op een zakelijke toon te worden verstrekt waarbij de schijn van partijdigheid moet worden voorkomen. De Nationale ombudsman is van oordeel dat het bovenstaande e-mailbericht zich niet beperkte tot de noodzakelijk informatie, niet zakelijk van toon was en voor de lezer de schijn van partijdigheid kon wekken.

De Nationale ombudsman is dan ook van oordeel dat de inhoud van het e-mailbericht in strijd is met het vereiste van professionaliteit. De klacht is gegrond.

Instantie: Regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Wijze waarop per e-mailbericht informatie over verzoeker is verstrekt aan diegene die tegen verzoeker aangifte had gedaan.

Oordeel:

Gegrond