2010/277

Rapport

Verzoekster, werkzaam bij het Minïsterie van 8uitenlandse Zaken (BZ) was in conflict met haar leidinggevende. Zij voelde zich door hem geïntimideerd en onder druk gezet. Verzoekster stemde in met mediation door een mediator van personeelszaken. Hierdoor heeft zij de periode waarbinnen zij formeel juridische stappen had kunnen ondernemen ongebruikt voorbij laten gaan. De mediation is voor verzoekster teleurstellend verlopen. Omdat het daarna te laat was voor het indienen van een bezwaarschrift, heeft verzoekster de gedragingen van haar leidinggevende en zijn functioneren als leidinggevende aangekaart in de vorm van een klachtschrift. BZ heeft de klacht doorgeleid aan de Klachtencommissie Ongewenste Omgangsvormen. Deze commissie is tijdens de behandeling van de klachten uitgebreid ingegaan op de door verzoekster geschetste gedragingen en heeft hierover ook andere betrokkenen gehoord. Uiteindelijk moest de commissie echter concluderen dat het ging om feiten waar verzoekster destijds een formeel bezwaarschrift tegen had kunnen indienen. Deze gedragingen leenden zich volgens de commissie niet voor beoordeling in een klachtenprocedure. Dit gold eveneens voor de grieven van verzoekster over het functioneren van de betrokkene als leidinggevende. Wel gaf de commissie aan BZ in overweging om de leidinggevende assessment en specifieke coaching aan te bieden omdat hij zich blijkbaar zelf niet bewust was van de impact van zijn gedrag.

De Nationale ombudsman is van mening dat de commissie, binnen de marges van de klachtenregeling, serieus nota heeft genomen van de grieven van verzoekster en door middel van het aan BZ gegeven advies ook impliciet de grieven van verzoekster heeft onderkend. De gedragingen van de klachtencommissie zijn behoorlijk. Dat is niet het geval met betrekking tot het feit dat BZ de klacht heeft laten toetsen aan een regeling die zich niet leende voor de inhoud van de klacht. BZ heeft verzoekster daarmee met een kluitje in het riet gestuurd. Daarnaast heeft BZ in de uiteindelijke beoordeling van de klacht de bevindingen van de commissie onjuist geïnterpreteerd. De punten waarover de commissie vanwege uiteenlopende verklaringen niet tot een eensluidend oordeel kon komen, zijn door BZ geïnterpreteerd als ongegronde klachten. Juist echter omdat de tegenover de commissie afgelegde verklaringen te veel uiteenliepen voor een eensluidend oordeel, kon immers niet worden beoordeeld of de klacht gegrond of ongegrond is. BZ had zich bij de beoordeling van die klachtonderdelen van een oordeel moeten onthouden. De onderzochte gedragingen van de minister van Buitenlandse Zaken zijn niet behoorlijk wegens schending van het motiveringsbeginsel.

Instantie: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Klacht:

Klachtbehandeling door Klachtencommissie Ongewenste Omgangsvormen.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Klacht:

Klacht laten toetsen aan een regeling die zich niet leende voor de inhoud van de klacht; zowel de klacht over het functioneren van verzoeksters leidinggevende als die over zijn gedrag ongegrond verklaard.

Oordeel:

Gegrond