Verzoeker ondervond parkeerproblemen in zijn woonwijk als gevolg van het parkeren van bedrijfsbussen. Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening was het verboden zulke voertuigen te parkeren in de daarvoor aangewezen gebieden. In 2004 had de gemeenteraad op voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten dat handhavend moest worden opgetreden tegen grote voertuigen. Er zou hiervoor bij de parkeercontroleurs gemiddeld twee uur per week worden ingeruimd.
In 2007 en 2008 heeft de heer N. tevergeefs parkeercontroleurs aangesproken over de parkeerproblemen en erover geklaagd via de gemeentelijke website.
Verzoeker klaagde erover dat de gemeente niet (voldoende) handhaafde tegen fout geparkeerde grote voertuigen bij hem in de buurt.
Vaststond dat de gemeente in de wijk niet had gewaarschuwd/geverbaliseerd ten aanzien van te hoge en/of te lange voertuigen. Verzoeker had (medewerkers van) de gemeente er meermalen op gewezen dat er te hoge auto's bij hem in de wijk stonden. De reactie daarop was dat niet werd opgetreden tegen te hoge voertuigen, terwijl de gemeente in principe dan over diende te gaan tot handhaving. Gelet daarop kon gesteld worden dat de gemeente ten onrechte niet handhaafde tegen in de wijk van verzoeker fout geparkeerde te hoge voertuigen.
Het redelijkheidsvereiste
Verzoeker klaagde erover dat de gemeentelijke klachtencommissie hem en een beklaagde ambtenaar niet in elkaars bijzijn had gehoord dan wel in de gelegenheid gesteld op elkaars standpunten te reageren