Verzoeker en zijn echtgenote waren beiden werkzaam bij hetzelfde onderdeel van de KMar. Verzoekers echtgenote was bij de KMar gedetacheerd. Zij kreeg een arbeidsconflict met haar chef. Verzoeker was hoofd Personeel en Organisatie. De KMar probeerde dit conflict via mediation op te lossen. Dit lukte niet. Vervolgens beëindigde de KMar de detachering. Verzoekers ondergeschikte, Y, nam verzoekers functie waar ten aanzien van de afdeling van zijn echtgenote.
Y schreef in het kader van de beëindiging van de detachering een e-mail aan een personeelsfunctionaris buiten de KMar. Zij schreef dat de situatie van verzoekers echtgenote verder was geëscaleerd en dat om die reden en omdat verzoeker hoofd P&O was, de KMar had besloten de detachering te beëindigen. Later gaf de KMar in een aanvullend verweerschrift de voorgeschiedenis en de aard van het arbeidsconflict weer. Hierin ging de KMar ook in op de bemoeienis van verzoeker met de situatie van zijn echtgenote.
Verzoeker klaagt erover dat de KMar twee maal in de procedure van zijn echtgenote een passage heeft opgenomen over zijn eigen functioneren. Dit wekte de indruk dat door verzoekers gedrag de mediation was mislukt en dat dit had geleid tot beëindiging van de detachering. De Nationale ombudsman toetst aan het vereiste van correcte bejegening. Hij vindt het niet behoorlijk dat opmerkingen over verzoeker zijn gemaakt in de procedure van zijn echtgenote.
Hij heeft met instemming kennis genome van het gewijzigde standpunt van de minister tijdens het onderzoek, te weten dat de passages niet opgenomen hadden behoren te worden.