2010/108

Rapport

Verzoeker klaagde over de wijze waarop de staatssecretaris van Financiën de afwijzing van zijn verzoek om schadevergoeding motiveerde.

Het verzoek om schadevergoeding werd door de staatssecretaris afgewezen op de grond dat de Belastingdienst door het storten van de verzoeker toekomende teruggaaf op een niet door hem gewenste rekening niet onrechtmatig zou hebben gehandeld. Wel erkende de staatssecretaris in de afwijzing erkend dat de Belastingdienst niet zorgvuldig had gehandeld. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de Belastingdienst in beginsel slechts tot schade- en kostenvergoeding kan worden verplicht voor zover zijn handelen of nalaten kan worden aangemerkt als onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek.

Naar het oordeel van de Nationale ombudsman is sprake van een situatie waarin de handelwijze van de Belastingdienst meebrengt dat verzoeker enige compensatie wordt geboden. Hoe dan ook heeft de Belastingdienst de kans gemist om op het eerste verzoek van verzoeker zelf de gemaakte fout te herstellen. Daarmee is het begrijpelijk dat verzoeker het vervolgens over een andere boeg gooide en een adviseur inschakelde. Vervolgens wordt ook het verzoek van de adviseur niet adequaat behandeld. Herhaald rappel blijkt nodig te zijn alvorens een reactie volgt waarbij vervolgens aan het verzoek om een rente-/kostenvergoeding voorbij wordt gegaan. Dit laatste maakt dat verzoekers gemachtigde opnieuw de Belastingdienst moet aanschrijven. Hierop volgt dan correspondentie waarbij de Belastingdienst naar de mening van de Nationale ombudsman nalaat om op eenduidige wijze te reageren op het verzoek om kostenvergoeding. Eerst wordt verzoekers gemachtigde op de weg gezet om het verzoek apart in te dienen en te specificeren. Daarna wordt dan gesteld dat verzoeker zelf een verzoek moet indienen en de gemaakte kosten moet aantonen. Waarop de staatssecretaris vervolgens laat weten dat een kostenvergoeding niet aan de orde is omdat geen sprake is van een onrechtmatige daad. Dit laat het beeld zien van een Belastingdienst die door zijn handelen in de hand werkt dat keer op keer actie van de kant van verzoeker nodig was terwijl dat bij het adequaat oppakken van de zaak niet nodig was geweest. Het afwijzen van de claim doet daarmee geen recht aan de spelregel dat overheidsinstanties bij de behandeling van schadeclaims een coulante opstelling innemen die onder meer inhoudt dat de overheid er oog voor heeft dat er claims zijn van geringe omvang die de overheid redelijkerwijs moet honoreren en zich dan coulant opstelt.

Hetgeen hierboven is overwogen geeft de Nationale ombudsman aanleiding tot het doen van een aanbeveling. De minister van Financiën wordt in overweging gegeven om verzoeker een redelijke kostenvergoeding aan te bieden en daarbij aan te sluiten bij de wettelijke regeling voor vergoeding van kosten gemaakt in de bezwaarfase overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht.

Instantie: Staatssecretaris van Financiën

Klacht:

Wijze waarop afwijzing van verzoek om schadevergoeding is gemotiveerd.

Oordeel:

Gegrond