De verenigingen van verzoekers zoeken geregeld contact met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij stellen vragen over de Toescheidingsovereenkomst met Suriname. In dat kader voeren zij procedures tegen het ministerie.
Verzoekers klagen erover dat vertegenwoordigers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken tijdens een aantal zittingen in verschillende procedures zich onjuist, negatief en belasterend over verzoekers hebben uitgelaten. Zij voelen zich daardoor voortdurend in een kwaad daglicht gesteld.
Het onderzoek heeft zich gericht op drie procedures. Getoetst is aan het vereiste van correcte bejegening, dat inhoudt dat overheidsinstanties burgers als mensen respecteren en hen beleefd behandelen. Dit betekent dat overheidsinstanties in juridische procedures, een professionele werkwijze moet hanteren en waarbij zij de wederpartij behoorlijk en beleefd benaderen. Niet is gebleken dat de bejegening onbehoorlijk of belasterend is geweest of dat er bewust een negatief beeld van verzoekers is geschetst. De Nationale ombudsman oordeelt dat het ministerie verzoekers niet in een kwaad daglicht heeft gesteld.
De vertegenwoordiger van het ministerie dient ook ter zitting beleefdheidsvormen in acht te nemen. Juist in dit geval, ook gezien de gespannen verhouding tussen verzoekers en het ministerie. Dat de vertegenwoordiger geen hand heeft gegeven voorafgaand aan een zitting, acht de Nationale ombudsman onder de maat. Wat betreft dit punt is de klacht gegrond.
Vereiste van correcte bejegening; gegrond