Verzoeker werd tijdens het afnemen van een ademanalyse op het politiebureau geslagen door een politieambtenaar. Volgens verzoeker gaf de politieambtenaar hem een vuistslag tegen het hoofd omdat hij niet voldoende zou meewerken. De politieambtenaar verklaarde echter dat hij met de vlakke hand een klap op de wang van verzoeker gaf om te voorkomen dat verzoeker hem aanviel.
De Nationale ombudsman vindt het aannemelijk dat de beklaagde politieambtenaar vanuit een reflex met zijn vlakke hand een klap tegen de wang van verzoeker heeft gegeven toen deze plotseling opstond in de kleine analyseruimte. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman deed zich echter geen uitzonderlijke situatie voor waarin dit gedrag aanvaardbaar kan zijn. Van een politieambtenaar mag de professionaliteit worden verwacht dat hij zich in een moeilijke situatie weet te beheersen. De Nationale ombudsman heeft niet kunnen vaststellen of verzoeker daadwerkelijk naar de politieambtenaar heeft uitgehaald. Zelfs als dat het geval was, waren er voor de politieambtenaar alternatieve reacties mogelijk om de dreiging te pareren.
De gedraging is getoetst aan het vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat grondrechten worden gerespecteerd. In dat geval het recht op onaantastbaarheid van het lichaam. De Nationale ombudsman acht de onderzochte gedraging niet behoorlijk. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.
Verzoeker is niet uitgenodigd voor de tweede hoorzitting waarop de beklaagde politieambtenaar werd gehoord. Verzoeker is niet in gelegenheid gesteld om kennis te nemen en te reageren op het verslag van de tweede hoorzitting. Dit klachtonderdeel is niet gegrond.