In juni 2006 nam het LBIO de inning van de kinderalimentatie over van verzoekster, dit omdat haar ex-echtgenoot zijn betalingsverplichting niet nakwam. Hierna ondernam het LBIO diverse pogingen om tot inning te komen; deze hadden maar ten dele resultaat.
Verzoekster klaagde er onder meer over dat het LBIO haar (telefonisch) onvoldoende informatie had verstrekt over de voortgang van de inning van de kinderalimentatie en de inspanningen van het LBIO op dit punt, ondanks haar herhaalde verzoeken.
Uit hetgeen het LBIO liet weten en uit de stukken die het de Nationale ombudsman deed toekomen bleek dat de telefonische contacten met name van verzoekster uitgingen. Het LBIO informeerde verzoekster voornamelijk schriftelijk. In de meeste gevallen gebeurde dat omdat er op dat moment over haar dossier ook daadwerkelijk iets te melden viel: er was actie ondernomen of informatie ontvangen.
Het gevolg hiervan was dat er regelmatig lange periodes waren waarin verzoekster niets hoorde van het LBIO; dit speelde bijvoorbeeld in de tweede helft van 2007, toen het LBIO poogde beslag te leggen op de uitkering van haar ex-echtgenoot. Mede gezien de afhankelijke positie waarin alimentatiegerechtigden verkeren achtte de Nationale ombudsman dit onwenselijk.
De Nationale ombudsman was dan ook van mening dat het LBIO er juist aan had gedaan verzoekster vaker tussentijds, bij voorkeur telefonisch, te informeren.
Het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking; gegrond.
Onvoldoende actie ondernomen.