In verband met de noodzakelijke aankoop van een strook grond bezocht een medewerker van de gemeente verzoeker. Van de tijdens dit gesprek gemaakte afspraken en toezeggingen ontving verzoeker echter geen verslag. Tijdens een gesprek met de burgemeester werd hem meegedeeld dat het verslag niet juist of onvolledig was. Toen verzoeker alsnog een afschrift ontving, bleek dat dit gelijkluidend was aan het aan zijn buurman toegestuurde verslag.
Tijdens het onderzoek bleek dat de verzending van de verslagen was gestaakt toen bleek dat deze diverse onjuistheden bevatten. Daarom had verzoeker geen verslag ontvangen en was dit ook niet door het college ondertekend.
De Nationale ombudsman overwoog dat tijdens het bezoek aan verzoeker aantekeningen waren gemaakt en dat was afgesproken dat hij een verslag van dat gesprek en hetgeen daarbij was besproken en afgesproken zou ontvangen. Uit de klacht van verzoeker maakte de Nationale ombudsman op dat verzoeker van oordeel is dat bij hem verwachtingen waren gewekt of toezeggingen gedaan en bekrachtiging daarvan door ondertekening door het college meer duidelijkheid zou hebben verstrekt.
De Nationale ombudsman achtte het begrijpelijk dat het college niet tot ondertekening en verzending van de verslagen was overgegaan in de wetenschap dat deze onjuistheden bevatten, omdat het college anders niet voorziene of mogelijk ongewenste toezeggingen had gedaan. Dat laat naar de mening van de Nationale ombudsman echter onverlet dat het juist vanwege hetgeen met verzoeker was besproken, juist was geweest als het college hem eerder had meegedeeld waarom niet tot bekrachtiging van de verslagen was overgegaan. Door hieromtrent niet eerder duidelijkheid te verschaffen tegenover verzoeker was naar het oordeel van de Nationale ombudsman niet gehandeld in overeenstemming met het vereiste van rechtszekerheid. De klacht was gegrond.