In november 2006 verwijderde de gemeente op verzoek van een buurtbewoner een parkeerplek aan het woonerf waar verzoeker woont. Verzoeker protesteerde daar samen met een aantal medebewoners tegen en vroeg de gemeente de parkeerplek opnieuw aan te brengen. De buurtbewoner die om verwijdering had gevraagd verhuisde vervolgens begin 2007. Uiteindelijk deelde de gemeente hem bij brief van 13 juni 2007 mee dat de aanvraag tot het laten vervallen van de parkeerplaats opnieuw was beoordeeld, maar niet tot een ander resultaat had geleid.
Verzoeker protesteerde nogmaals schriftelijk. Toen dat ook niets opleverde, wendde hij zich tot de ombudsman
Verzoeker klaagde erover dat het college had geweigerd om een parkeerplaats terug te brengen die in november 2006 was opgeheven.
Tijdens het onderzoek gaf de gemeente aan dat het verzoek om de parkeerplaats terug te brengen nog niet inhoudelijk was getoetst in afwachting van de herinrichting die op korte termijn zou plaatsvinden. De Nationale ombudsman oordeelde dat die handelwijze, om het verzoek pas in het kader van de herinrichting te beoordelen, niet onbehoorlijk is vooropgesteld dat het college er van uit is gegaan dat die beoordeling ook daadwerkelijk binnen afzienbare termijn zal worden uitgevoerd. Om het verzoek te kunnen beoordelen moet er een belangenafweging plaatsvinden en daarvoor moeten alle relevante feiten en omstandigheden worden geïnventariseerd en vertaald in belangen. Gezien de aangekondigde herinrichting en het feit dat die volgens mededeling van het college gevolgen zal hebben voor het aantal parkeerplaatsen, ligt het in de rede die herinrichting af te wachten.
Na onderzoek gaf het nieuwe gemeentebestuur (de gemeente was opgegaan in een andere gemeente) aan geen geld te hebben voor de herinrichting. Dit was aanleiding een aanbeveling bij het rapport op te nemen.
De handelwijze van het college was in overeenstemming met het redelijkheidsvereiste.
Wel maakte de Nationale ombudsman de nodige kanttekeningen bij de handelwijze van de gemeente in verband met het verwijderen van de parkeerplek, met name wat betreft de inzichtelijkheid van de beoordeling zoals genoemd in de brief van 13 juni 2007.
Het nieuwe college werd in overweging gegeven om binnen zes weken een beslissing te nemen op het verzoek om de parkeerplaats terug te brengen en daarbij de overwegingen te betrekken die waren opgenomen in het rapport.