Verzoeker was bij vonnis van de rechtbank veroordeeld tot het betalen van een bepaalde geldsom. Drie weken na de datum van dit vonnis betekende de ingeschakelde gerechtsdeurwaarder het vonnis aan verzoeker. De kosten hiervan werden verzoeker in rekening gebracht.
Verzoeker klaagde erover dat de gerechtsdeurwaarder het vonnis had betekend, terwijl hij verzoeker niet eerst tot betaling had uitgenodigd, dan wel had aangemaand. Hierdoor werden bij verzoeker kosten in rekening gebracht.
De Nationale ombudsman stelde vast dat er voor gerechtsdeurwaarders - anders dan voor advocaten - geen wettelijke verplichting bestaat alvorens tot het nemen van rechtmaatregelen over te gaan, de wederpartij van dat voornemen in kennis te stellen. In die zin had de deurwaarder rechtmatig gehandeld. Vervolgens overwoog de Nationale ombudsman dat het eerst aanschrijven van schuldenaren door een deurwaarder aan de ene kant weliswaar wenselijk is omdat schuldenaren daarmee in de gelegenheid worden gesteld kosten van betekening te voorkomen, maar dat er aan de andere kant voor deurwaarders - anders dan voor advocaten - een ministerieplicht geldt, hetgeen inhoudt dat een deurwaarder verplicht is ambtshandelingen te verrichten wanneer hem daarom wordt verzocht. In het onderhavige geval was de deurwaarder in beginsel verplicht te voldoen aan het verzoek tot betekenen (en innen) van het vonnis. Verder speelde mee dat sprake was van een vonnis op tegenspraak waardoor ervan uit mocht worden gegaan dat verzoeker van de inhoud van het vonnis op de hoogte was. Verder was er voor het door de deurwaarder betekenen een periode van tenminste drie weken verstreken. Op grond daarvan was de Nationale ombudsman van oordeel dat het op de weg van verzoeker had gelegen om met de wederpartij contact op te nemen over het precieze door hem te betalen bedrag. Nu hij dat had nagelaten en de deurwaarder eerst na drie weken het vonnis had betekend, is de deurwaarder in dit geval niet lichtvaardig tot het nemen van rechtsmaatregelen overgegaan en dienen de door hem gemaakte betekeningskosten dan ook in redelijkheid voor rekening van verzoeker te komen. Van strijd met het evenredigheidsvereiste was geen sprake.