In 2007 vond een briefwisseling plaats tussen verzoeker en de gemeente over de mogelijkheden om een strook grond voor zijn woning in te kunnen richten als voortuin. Bij brief van 24 oktober 2007 vroeg verzoeker het college om de strook grond, die in gebruik was als stoep, aan de openbaarheid te onttrekken.
Verzoeker klaagde erover dat de gemeente - tot op de dag dat hij zich tot de Nationale ombudsman wendde - niet had beslist op zijn verzoek van 24 oktober 2007 tot onttrekking aan de openbaarheid van een stuk grond voor zijn woning.
Dat was ruim een jaar, nadat verzoeker zijn verzoek had ingediend bij de gemeente. Vastgesteld moest worden dat de afdoeningstermijn in ernstige mate was overschreden en was gehandeld in strijd met het vereiste van voortvarendheid.
De Nationale ombudsman gaf de gemeenteraad en het college in overweging, het proces van afhandeling van aan de raad gerichte burgerbrieven te bezien en maatregelen te nemen, om te komen tot een meer voortvarende afhandeling van deze brieven.