Verzoeker is bestuurslid van een stichting die op vrijwilligersbasis een tennishal exploiteert op een sportpark. Dit sportpark is gelegen direct naast de Amsterdam Arena. Tijdens activiteiten in de Amsterdam Arena zijn er verkeersafsluitingen die voor overlast zorgen voor de gebruikers van de tennishal. Over de toegang voor gebruikers van de tennishal tijdens deze activiteiten worden afspraken gemaakt met externe organisaties. Inzake het verlenen van toegang aan huurders van de tennisbanen vond er per e-mail contact plaats tussen verzoeker en een politieambtenaar.
Verzoeker klaagde erover dat een politieambtenaar een per e-mailbericht gedane toezegging niet was nagekomen. In dat verband klaagde verzoeker er ook over dat de politieambtenaar verwijst naar een bepaald e-mailbericht, terwijl dit e-mailbericht nooit door verzoeker was ontvangen. Tot slot klaagde verzoeker erover dat de klachtbehandelaar van de politie niet onafhankelijk was.
De Nationale ombudsman stelde zich op het standpunt dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van politieambtenaar inzake de gedane toezegging. Voor wat betreft de verwijzing naar een niet-verstuurde e-mail oordeelde de Nationale ombudsman dat de lezingen daarover uiteen liepen. Ten aanzien van de interne klachtenprocedure stelde de Nationale ombudsman zich op het standpunt dat er geen hiërarchische verhouding bestond tussen de politieambtenaar en de klachtbehandelaar en was er in overeenstemming met de klachtenprocedure gehandeld.
Het verbod van vooringenomenheid was niet geschonden.
De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging "behoorlijk".
