Verzoeker wendde zich met een klacht tot de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam. De klacht betrof inhoudelijk dat een medewerker van de Raad aan een medewerker van het Tolk en Vertaalcentrum Nederland (TVcN) had meegedeeld dat "te dezen misbruik wordt verondersteld". In zijn klacht verzocht verzoeker uitdrukkelijk om te worden gehoord voordat op de klacht zou worden beslist. De Raad voor Rechtsbijstand reageerde als volgt op verzoekers klacht. Uit het onderzoek was volgens de Raad voor Rechtsbijstand gebleken dat de behandelend medewerker geen contact had gehad met het TVcN. Evenmin was gebleken dat een andere medewerker over de zaak contact had gehad met het TVcN. De Raad achtte de klacht dus ongegrond en liet verzoeker weten dat het op grond van artikel 9:10 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (Awb) (zie Achtergrond, onder 1.1.) ervan afzag om hem te horen. Verzoeker klaagt erover dat de Raad voor Rechtsbijstand hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe. De Nationale ombudsman achtte de klacht gegrond. Ingevolge artikel 9:10 eerste en tweede lid Awb stelt het bestuursorgaan de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, in de gelegenheid te worden gehoord. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien de klacht kennelijk ongegrond is dan wel indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. Indien degene op wie de klacht betrekking heeft feitelijk verweer voert en de gedraging ontkent of feiten aanvoert die de gedraging in een andere daglicht plaatsen, is er sprake van (nieuwe) gegevens waarover de klager zijn visie moet kunnen geven. Wederhoor is dan een vereiste. (zie rapport No 2005/200). Het staat vast dat verzoeker tussen het sturen van zijn klacht en de reactie van de Raad voor Rechtsbijstand op zijn klacht van 6 oktober 2008 geen bericht heeft ontvangen van de Raad. Verzoeker is dan ook niet in de gelegenheid gesteld om te reageren op de verklaring van de medewerker die de Raad in het onderzoek naar de klacht om een toelichting had gevraagd. Betrokken medewerker ontkende de gedraging te hebben begaan. Verzoeker heeft vervolgens niet zijn visie op de verklaring kunnen geven. Dit is in strijd met het vereiste van hoor en wederhoor, te meer nu verzoeker ook uitdrukkelijk had gevraagd om te worden gehoord.
Vereiste van hoor en wederhoor: niet behoorlijk
Verzoeker klaagde er verder over dat de Raad hem niet had gewezen op de mogelijkheid om zich na afhandeling van de klacht te wenden tot de Nationale ombudsman, indien hij niet tevreden was met de afhandeling.