Verzoeker stelde dat zijn ex-echtgenote hem te weinig alimentatie betaalde, omdat zij inmiddels zou samenwonen met een nieuwe partner. Hij maakte daarom foto's en filmopnamen van de woning van zijn ex-echtgenote en volgde haar naar haar werk. Zijn ex-echtgenote deed aangifte van stalking.
Verzoeker stelde dat het Openbaar Ministerie hem ten onrechte als verdachte van stalking had aangemerkt. Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman bleek dat het Openbaar Ministerie verzoeker als verdachte had aangemerkt op basis van de aangifte van diens ex-echtgenote, ondersteund door een aantal brieven van verzoekers hand en twee getuigenverklaringen. De Nationale ombudsman oordeelde dat met het filmen rondom de woning een inbreuk kon worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw. De drie verklaringen samen leverden objectief gezien het redelijke vermoeden op dat verzoeker zich schuldig maakte aan stalking. Het Openbaar Ministerie had niet in strijd met het redelijkheidsvereiste gehandeld door verzoeker als verdachte van stalking aan te merken. De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging "behoorlijk".
Een tweede klacht van verzoeker betrof het feit dat de politie hem in zijn woning heeft aangehouden in plaats van hem uit te nodigen om op het politiebureau te verschijnen voor verhoor. De officier van justitie had in dit geval gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om de aanhouding te bevelen zonder hieraan de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verzoeker eerst voor verhoor op het politiebureau moest worden uitgenodigd. De Nationale ombudsman volgde het standpunt van de minister van Justitie niet dat dit vanwege de ernst en de aard van het strafbare feit en de persoon van de verdachte geen optie was. De situatie was niet zo ernstig, aldus de Nationale ombudsman, dat verzoeker niet de gelegenheid kon worden geboden zichzelf op het politiebureau te melden. Bovendien had de minister onvoldoende gemotiveerd waarom de persoon van verzoeker aanleiding had gegeven hem in zijn woning aan te houden. De aanhouding in de woning was geschied in strijd met het evenredigheidsvereiste. De Nationale ombudsman achtte de gedraging op dit punt "niet behoorlijk".