Op 8 maart 2004 startte de RvK een onderzoek naar de vraag aan wie van beide ouders de kinderen het beste konden worden toevertrouwd, alsmede of een regeling waarin de zorgtaken tussen de beide ouders werden verdeeld in het belang van de kinderen zou zijn dan wel welke omgangsregeling er met de niet-verzorgende ouder zou moeten komen. Verzoekster (moeder) werd uitgenodigd voor een gesprek op 3 juni 2004.
Verzoekster klaagde erover dat de RVK niet had aangegeven op welke informatie de aanleiding voor de uitnodiging tot dit gesprek was gebaseerd. De RVK had haar geen antwoord gegeven op haar vraag in hoeverre die aanleiding berustte op een telefoongesprek met haar ex-man en op een brief van verzoeksters voormalige advocaat, en de RVK had voorafgaand aan het gesprek op 3 juni 2004 niet bij haar geverifieerd of er daadwerkelijk sprake was van een wijziging van haar standpunt.
De ombudsman oordeelde dat de RVK niet op juiste wijze had aangegeven wat de aanleiding van het gesprek op 3 juni 2004 was geweest. Dit klemde temeer nu zij bij het gesprek ook nog onaangekondigd werd geconfronteerd met haar ex-partner.
Voorts oordeelde de ombudsman dat niet begrijpelijk was waarom de RVK de informatie niet bij verzoekster had geverifieerd, alvorens haar in een gezamenlijk gesprek met deze informatie te confronteren. Dit klemde temeer nu was komen vast te staan dat de Raad voorafgaand aan het gesprek niet juist aan verzoekster had aangegeven waarop het gesprek betrekking zou hebben.
De RVK had gehandeld in strijd met het vereiste van professionaliteit. De gedraging was niet behoorlijk.
Klacht over administratieve nauwkeurigheid klachtbehandeling door klachtencommissie RVK.