2008/279

Rapport

Verzoeker heeft zich tot meerdere overheidsinstellingen gewend, met het verzoek op te treden tegen de aanleg van een fietspad door het Nationaal Park Zuid-Kennemerland. Bij de aanleg zou ten onrechte teerhoudend asfalt zijn hergebruikt. Met de reactie van de VROM-Inspectie dat er geen aanleiding was voor nadere maatregelen kon verzoeker zich niet verenigen.

De Nationale ombudsman overwoog, onder verwijzing naar de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam dat bij de aanleg van het fietspad slechts al aanwezige bouwstof is verwerkt en verzoeker daartegenover geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, dat de inspecteur-generaal geen aanwijzing had gevonden dat asfalt opnieuw als bouwstof zou zijn gebruikt. Hoewel niet uitgesloten wordt dat een enkel brokje asfalt tussen het gebruikte puin, grind, zand en hoogovenslakken aanwezig is, betekent dit nog niet dat er sprake is van hergebruik van asfalt volgens het Bouwstoffenbesluit.

Omdat ook de mededeling van verzoeker dat een wegdeel bitumen van een bedenkelijke samenstelling bevat, niet door objectieve gegevens wordt ondersteund en bovendien noch de Milieudienst IJmond noch de milieupolitie hiervoor aanwijzingen of bewijzen hebben aangetroffen, oordeelde de Nationale ombudsman dat de regionaal inspecteur heeft gehandeld in overeenstemming met het redelijkheidvereiste door geen nadere maatregelen te nemen.

De klacht werd niet gegrond verklaard.

Instantie: VROM-Inspectie

Klacht:

Ten onrechte op het standpunt gesteld dat er bij de aanleg van een fietspad geen wettelijke regels zijn geschonden.

Oordeel:

Niet gegrond