2008/265

Rapport

De dochter van verzoeker was bij vonnis van de rechtbank veroordeeld tot het betalen van een bepaalde geldsom. De ingeschakelde gerechtsdeurwaarder probeerde het openstaande bedrag op haar te verhalen. Uiteindelijk legde de gerechtsdeurwaarder beslag op diverse roerende zaken die zich bevonden op het adres waar de dochter van X op dat moment stond ingeschreven, in casu de woning van verzoeker.

Verzoeker klaagde erover dat de gerechtsdeurwaarder ter invordering van de huurschuld van zijn dochter, beslag had gelegd op diverse van zijn inboedelgoederen en voornemens was deze goederen executoriaal te verkopen.

De Nationale ombudsman stelde vast dat de gerechtsdeurwaarder tot tenuitvoerlegging van het vonnis mocht overgaan. Verder was gebleken dat door de gerechtsdeurwaarder eerst tevergeefs via loonbeslag of beslag op een uitkering geprobeerd was de schuld te verhalen. Nu dit niet mogelijk bleek en de schuld door de dochter nog niet was voldaan, mocht de gerechtsdeurwaarder verdergaande maatregelen nemen.

Na adresverificatie waaruit bleek dat de dochter van verzoeker inmiddels op een bepaald adres stond ingeschreven ging de gerechtsdeurwaarder uiteindelijk over tot het leggen van beslag op diverse roerende zaken die zich in dat pand bevonden.

Uitgangspunt is dat wanneer een gerechtsdeurwaarder beslag legt op zaken waarvan een derde de eigendom pretendeert, het in beginsel aan die derde is om zich tegen het beslag middels een in de wet geregelde procedure te verzetten. Behoudens bijzondere omstandigheden is het niet aan de gerechtsdeurwaarder om onderzoek te doen naar de vraag wie wat in eigendom toebehoort.

Volgens de Nationale ombudsman was in dit geval echter sprake van bijzondere omstandigheden nu onweersproken was gebleven dat de gerechtsdeurwaarder ervan op de hoogte was dat verzoeker de hoofdbewoner van het adres was en dat zijn dochter slechts tijdelijk bij hem inwoonde. Hierdoor had de gerechtsdeurwaarder er rekening mee moeten houden dat niet alle roerende zaken in eigendom aan de dochter toebehoorden. Door desondanks op nagenoeg de gehele inboedel beslag te leggen onder de enkele verwijzing dat voor verzoeker de mogelijkheid openstond zijn eigendom aan te tonen, handelde de gerechtsdeurwaarder in strijd met het redelijkheidsvereiste. Van de gerechtsdeurwaarder had onder de gegeven omstandigheden mogen worden verwacht een selectie toe te passen tussen zaken die mogelijk aan de dochter toebehoorden en zaken die hoogstwaarschijnlijk aan verzoeker toebehoorden. Gerechtsdeurwaarders dienen bij de uitvoering van ambtshandelingen niet alleen rechtmatig, maar ook overeenkomstig de behoorlijkheidsvereisten te handelen.

Instantie: Gerechtsdeurwaarder

Klacht:

Beslag gelegd op inboedelgoederen van verzoekers dochter.

Oordeel:

Gegrond