Het administratief beroep dat verzoekers echtgenote had ingesteld tegen een WAHV-beschikking (verkeersboete) werd afgewezen. Zij ging in beroep bij de kantonrechter. Haar man zond, zoals wettelijk is voorgeschreven, het beroepschrift naar de officier van justitie (Centrale Verwerking Openbaar Ministerie) en wel op 21 december 2006. Afgezien van een brief over zekerheidstelling bleef bericht van de CVOM over behandeling van het beroep maandenlang uit, ondanks diverse schriftelijke verzoeken om informatie. De Nationale ombudsman achtte de klacht hierover gegrond wegens schending van het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking.
De CVOM zond het beroepschrift op 12 juni 2007 door aan de kantonrechter. Deze verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en bepaalde dat een bepaald bedrag aan verzoekers echtgenote moest worden terugbetaald. Bij brief informeerde verzoeker naar deze restitutie. De reactie op deze brief was wel adequaat. In zoverre was de klacht niet gegrond.
Aanvullende overwegingen van de Nationale ombudsman over werkwijze griffie bij terugbetalen zekerheidstelling en de daarmee gemoeide tijd.