2008/207

Rapport

Verzoeker werd aangehouden voor wegens het niet op vordering daartoe tonen van zijn identiteitsbewijs en werd vervolgens meegenomen naar het politiebureau en in een ophoudruimte geplaatst.

Verzoeker klaagt erover dat hij door politieambtenaren van het regionale politiekorps Haaglanden met een mop op zijn hoofd en met platte handen op zijn oren is geslagen en dat een van hen hem bij zijn kleding vastpakte, naar de grond trok en door zijn urine sleepte.

Naar aanleiding van de klachten werden zowel verzoeker als de betrokken politieambtenaren gehoord. Hun lezingen ten aanzien van het toegepaste geweld stonden lijnrecht tegenover elkaar. De Nationale ombudsman kende in dit geval meer waarde toe aan de verklaring van verzoeker. Dit was mede gebaseerd op de omstandigheid dat de huisarts van verzoeker een dag na het voorval letsel bij verzoeker had geconstateerd, verzoeker steeds eensluidend en consistent had verklaard, de betrokken ambtenaren daarentegen over een aantal zaken verschillend hadden verklaard en de betrokken ambtenaar verklaarde erg boos op verzoeker te zijn geweest. Ook toonde verzoeker tijdens de hoorzitting op authentieke wijze op welke manier hij door de verbalisant op zijn hoofd werd geslagen, hetgeen zeer geloofwaardig overkwam. De klachten over het toegepaste geweld werden getoetst aan het recht op onaantastbaarheid van het lichaam en gegrond bevonden.

De klacht over het door de urine slepen van verzoeker werd door de betrokken politieambtenaar erkend en deze klacht was ook in de interne klachtenprocedure bij de politie reeds gegrond verklaard. De Nationale ombudsman toetste deze klacht aan het vereiste dat niemand onderworpen mag worden aan een vernederende behandeling en oordeelde deze klacht eveneens gegrond.

Instantie: Regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Met mop op hoofd geslagen; met platte hand op oren geslagen; bij kleding beetgepakt, naar grond getrokken en vervolgens door urine gesleept.

Oordeel:

Gegrond