Verzoeker werd aangehouden en naar het politiebureau gebracht omdat hij ondanks een toegangsverbod in een bepaald kantoorgebouw aanwezig was (lokaalvredebreuk). Uit het onderzoek op het bureau bleek dat van een strafbaar feit geen sprake was en verzoeker hoefde niet meer voor verhoor te blijven. Omdat hij gesignaleerd stond voor een niet betaalde boete, werd hij toch langer vastgehouden. Na betaling kon hij naar huis.
De Nationale ombudsman oordeelde naar aanleiding van de klacht over aanhouding en verblijf op het bureau met het oog op onderzoek, dat de politie niet heeft gehandeld in strijd met het verbod van onrechtmatige vrijheidsbeneming. Er was een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf, onderzoek moest plaatsvinden aan het bureau en toen de verdenking kwam te vervallen eindigde de vrijheidsbeneming ten behoeve van het opsporingsonderzoek.
Voorts klaagde verzoeker erover dat hij geen bijstand van een advocaat had gekregen hoewel de politie had gezegd daarvoor te zullen zorgen. Uit verklaringen van politiemensen bleek dat verzoeker kort na aankomst op het bureau meer dan eens om een advocaat had gevraagd en dat de politie had toegezegd dat te zullen regelen. De Nationale ombudsman achtte het vereiste van rechtszekerheid geschonden omdat de toezegging niet was gestand gedaan.
Voor wat betreft de inning van de boete klaagde verzoeker erover dat deze niet op zijn naam stond, maar op naam van iemand met dezelfde achternaam en andere voorletters. De Nationale ombudsman constateerde dat het vonnis dat werd ten uitvoer gelegd wel een veroordeling van verzoeker inhield. De politie had echter onjuiste personalia ingevuld op het formulier betreffende de betaling. Ook deze klacht was volgens de No gegrond en wel wegens handelen in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid.
Geen oordeel over klachten betreffende het gebruik maken van een toilet en opmerkingen over verzoekers bezittingen.