2008/170

Rapport

Nadat het door verzoekers ingestelde beroep tegen de aan hun buren verleende bouwvergunning gegrond was verklaard, besloot het college van burgemeester en wethouders niet tot handhaving over te gaan. Tegen deze beslissing doorliepen verzoekers een beroepsprocedure. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, nam het college een nieuw besluit. Kort daarop wendden verzoekers zich tot de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer met het verzoek te interveniëren. Namens de minister deelde de inspecteur-generaal van de VROM-Inspectie, Regio Oost, verzoekers mee dat hij zich niet in deze zaak zou mengen. Verzoekers klagen erover dat de VROM-Inspectie geen actie heeft ondernomen.

Gevraagd naar de taak en de bevoegdheid van de VROM-Inspectie bij klachten van burgers over het (al dan niet) handhavend optreden door gemeenten verwees de minister naar de Vrom-nalevingsstrategie, waarin naast het algemene kader voor de handhaving van wetten en regelgeving waarvoor de minister bevoegd gezag is, ook het kader wordt gegeven voor de taken van de VROM-Inspectie bij het Interbestuurlijk toezicht.

Decentrale overheden zijn primair zelf verantwoordelijk voor een goede taakuitvoering op de beleidsterreinen volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer. Het signaleren van knelpunten leidt daarom niet automatisch tot ingrijpen door de VROM-Inspectie en zal slechts aan de orde kunnen zijn als er sprake is van flagrante strijd met het rijksbeleid op - met name - het terrein van de ruimtelijke ordening, bij acuut gevaar voor de gezondheid, veiligheid, duurzaamheid of sociaal-maatschappelijke aspecten en als de integriteit van het openbaar bestuur in algemene zin ernstig in het geding is. De VROM-Inspectie kan een bemiddelende rol spelen, indien er sprake is van vastgelopen situaties, waarbij de burger alle eigen mogelijkheden heeft benut of duidelijk blijkt dat de burger hiertoe niet in staat is.

Gelet op de vastgestelde Vrom-nalevingsstrategie stelde de Nationale ombudsman vast dat de VROM-Inspectie, regio Oost heeft gehandeld in overeenstemming met het redelijkheidvereiste door niet in te grijpen in de door verzoekers aangehaalde kwestie, aangezien er geen sprake was van flagrante strijd met het rijksbeleid, noch van acuut gevaar of het ernstig in geding zijn van de integriteit van het openbaar bestuur in algemene. Ook was (nog) geen bemiddelende rol weggelegd, zo lang de besluitvorming van het college aan rechterlijke toetsing onder­worpen was en de eigen mogelijkheden van verzoekers nog niet waren uitgeput. Hiervan was in dit geval sprake, omdat er nog een beroepsprocedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State liep.

De Nationale ombudsman oordeelde dat de opstelling van de VROM-Inspectie derhalve consistent was met het eigen beleid, zodat de klacht niet gegrond werd verklaard.

Instantie: VROM-Inspectie

Klacht:

Geen actie ondernomen naar aanleiding van de door verzoekers ingediende klachten over het uitblijven van handhavend optreden door het college van burgemeesters en wethouders van Overbetuwe.

Oordeel:

Niet gegrond