Verzoeker klaagde er over dat door de ophoging van zijn woonstraat en de daardoor noodzakelijke aanpassing van het toegangspad naar zijn woning, de onderste traptrede onder dit pad is komen te liggen. In zijn reactie op de klacht schreef het college van burgemeester en wethouders dat de straat was teruggebracht naar aanleghoogte en verzoeker zelf verantwoordelijk is voor de afwatering van zijn perceel. Naar aanleiding van de klacht had het college een onderzoek ingesteld, waaruit werd geconcludeerd dat bij de bouw van de woning het erf en toegangspad nagenoeg horizontaal zijn aangelegd en het water van het pad, via de zijkanten afwaterde naar het gazon. Omdat van de (vorige) ophoging van 21 jaar geleden geen gegevens meer binnen de gemeente bekend waren, kon niet achterhaald worden welke hoogte toen was aangehouden. Tijdens de werkzaamheden had de opzichter een aantal mogelijkheden voor de aanleg en aansluiting van het toegangspad aangegeven en was hem, omdat hij geen horizontale aansluiting wenste, geadviseerd het pad afwaterend naar het trottoir aan te leggen en daarmee de onderste traptrede te laten vervallen of het pad zodanig aan te leggen dat de onderste trede in het zicht zou blijven en op het laagste punt een afwateringsputje zou worden aangebracht en worden aangesloten op de nieuwe gemeentelijk hemelwaterafvoer.
De beslissing van de gemeente om bij de ophoging en herbestrating uit te gaan van de oorspronkelijke aanleghoogten, achtte de Nationale ombudsman gelet op het belang van een goede schoon- en vuilwaterhuishouding terecht. Ook kon het college in zijn standpunt worden gevolgd dat de eigenaar/bewoner verantwoordelijk is voor de afwatering op eigen terrein. Het onderhouden en, in het verlengde daarvan, met regelmaat op peil brengen van de openbare weg is een publiekrechtelijke taak. Het onderhoud van particulier eigendom, zoals erven en tuinen is de taak en verantwoordelijkheid van de eigenaar.
Tijdens het onderzoek constateerde de Nationale ombudsman dat de gemeente meerdere maatregelen heeft getroffen om de nadelige gevolgen en mogelijke schade tengevolge van het ophogen en herbestraten zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, waarmee de gemeente naar de mening van de Nationale ombudsman volledig heeft gehandeld in overeenstemming met het redelijkheidsvereiste en de klacht als niet gegrond werd aangemerkt.