Verzoeker, directeur-grootaandeelhouder van drie besloten vennootschappen, ontving een naheffingsaanslag omzetbelasting voor een aanzienlijk bedrag. Op zijn daartoe strekkend verzoek verleende de ontvanger hem uitstel van betaling onder voorwaarde van betaling ineens van een bedrag van € 15.000 en van het verlenen van een machtiging om teruggaven omzetbelasting aan de besloten vennootschappen (een fiscale eenheid voor de omzetbelasting) te verrekenen met de aan verzoeker opgelegde naheffingsaanslag. Verzoeker voldeed aan beide voorwaarden. De Belastingdienst verrekende een aanzienlijke teruggaaf omzetbelasting aan de fiscale eenheid echter met een kort daarna aan de fiscale eenheid opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting. Deze naheffingsaanslag werd opgelegd naar aanleiding van een aangifte omzetbelasting plus een melding van betalingsonmacht. Korte tijd later werd het faillissement van de besloten vennootschappen uitgesproken. De Belastingdienst stelde vast dat de afgegeven machtiging daarmee was komen te vervallen en trok het verleende uitstel van betaling in.
Verzoeker klaagde er over dat de Belastingdienst de teruggaaf aan de fiscale eenheid te traag had vastgesteld waardoor deze niet met de naheffingsaanslag van verzoeker kon worden verrekend. Hij stelde dat de Belastingdienst had gehandeld in strijd met de overeenkomst waarbij het uitstel van betaling en de daarbij geldende voorwaarden waren overeengekomen.
De Nationale ombudsman overwoog dat het verlenen van uitstel een publiekrechtelijke rechtshandeling was en dat van een overeenkomst geen sprake was. De Nationale ombudsman overwoog voorts dat de Belastingdienst redelijk had gehandeld door de teruggaaf aan de fiscale eenheid te verrekenen met een schuld van de fiscale eenheid en niet met een schuld van verzoeker. De behandelingsduur van de teruggaaf aan de fiscale eenheid was niet van belang omdat de Belastingdienst niet op de hoogte was van het naderend faillissement.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de Belastingdienst het redelijkheidsvereiste niet had geschonden en verklaarde de klacht niet gegrond.