Verzoekster had bij de gemeente een aanvraag gedaan voor een voorziening op grond van de toenmalige Wet Voorzieningen gehandicapten. Het college van burgemeester en wethouders wees de aanvraag af, en eveneens het bezwaar. Verzoekster schakelde hierop een gemachtigde in, die de gemeente verzocht om inzage in het dossier zodat hij verzoekster kon adviseren over de kansen in beroep bij de rechtbank. Toen bericht van de gemeente uitbleef, trok de gemachtigde in overleg met verzoekster het intussen pro forma ingestelde beroep in.
Verzoekster klaagde erover dat de gemeente haar gemachtigde op diens verzoek geen inzage in het dossier had gegeven. Hierdoor had zij haar kansen in beroep onvoldoende kunnen inschatten.
De Nationale ombudsman oordeelde dat als een bestuursorgaan een besluit neemt waartegen bezwaar of beroep kan worden aangetekend, het de belanghebbende dan wel diens gemachtigde op hun verzoek onverwijld inzage dient te geven in het betreffende dossier. Het was niet juist dat het college dit niet had gedaan, en zelfs helemaal niet op het verzoek was ingegaan, laat staan op een zodanige termijn dat verzoekster met behulp van haar gemachtigde in de gelegenheid was geweest om een afweging te maken of ze al dan niet gebruik wilde maken van haar recht om beroep aan te tekenen. Het argument van het college dat het de dossierstukken aan de rechtbank had gestuurd, die ze had doorgestuurd aan verzoeksters gemachtigde, deed hier niet aan af.
Fair play