2008/118

Rapport

Verzoeker is/was bij het ministerie van Justitie werkzaam als gevangenbewaarder. In november en december 2005 was hij werkzaam in de PI Scheveningen. Bepaalde in deze periode gewerkte uren werden geboekt als overuren, met een totaalbedrag van bijna 3000 euro. Uitbetaling hiervan leverde veel problemen op. Verzoeker is vanaf begin 2006 in de slag geweest om deze uren uitbetaald te krijgen en heeft zich hiervoor in december 2006 tot de Nationale ombudsman gewend. De Nationale ombudsman intervenieerde daarop in januari 2007 bij het ministerie van Justitie. Omdat in het kader van de interventie gedane toezeggingen niet werden nagekomen, opende de Nationale ombudsman op 20 juli 2007 het onderzoek.

De klacht had enerzijds betrekking op het niet uitbetalen van het achterstallige salaris en anderzijds op het stelselmatig en zonder redengeving niet nakomen van toezeggingen.

Ook na aanvang van het onderzoek deed de minister keer op keer toezeggingen die niet werden nagekomen. Wel vond in september 2007 een (kleine) deelbetaling plaats.

In mei 2008 heeft de Nationale ombudsman daarop persoonlijk contact gezocht met de secretaris -generaal van het ministerie van Justitie. Enkele dagen later werd het ontbrekende deel van het salarisbedrag persoonlijk aan verzoeker overhandigd door een medewerker van het ministerie.

De Nationale ombudsman achtte de beide klachten gegrond. Met betrekking tot de gedane toezeggingen was sprake van schending van het vereiste van rechtzekerheid. Met betrekking tot de zeer late betaling van het achterstallige salaris was sprake van schending van het vereiste van voortvarendheid.

Instantie: Ministerie van Justitie

Klacht:

Uren die verzoeker als pooler heeft gewerkt in Penitentiaire Inrichting Haaglanden tot op heden niet uitbetaald; toezeggingen stelselmatig en zonder redengeving niet nagekomen.

Oordeel:

Gegrond