2008/074

Rapport

Verzoeker huwde in 1990 met mevrouw K. Uit dit huwelijk zijn twee, thans nog minderjarige, dochters X en Y geboren. In maart 2005 sprak de rechtbank de echtscheiding uit, stelde een door verzoeker te betalen alimentatiebedrag ten behoeve van X en Y vast en bepaalde de verblijfplaats van X en Y bij K. In mei 2006 wijzigde de rechtbank de verblijfplaats van X (niet meer bij K., maar bij verzoeker). In oktober 2006 nam het LBIO op verzoek van K. de inning van de alimentatie ten behoeve van X en Y of alleen X over.

Verzoeker klaagde erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Gouda de inning van de kinderalimentatie ten behoeve van zijn minderjarige dochter X heeft overgenomen en zich daarbij op het standpunt heeft gesteld dat de beschikking van de rechtbank Den Haag van 23 mei 2006, waarin is bepaald dat X haar gewone verblijfplaats bij verzoeker zou hebben en verder is overwogen dat partijen zouden proberen in onderling overleg een regeling te treffen over de kinderbijdrage voor deze minderjarige, geen wijziging heeft gebracht in de eerder door de rechtbank aan hem bij uitspraak van 30 maart 2005 opgelegde alimentatieverplichting ten behoeve van X.

De Nationale ombudsman was van oordeel dat de rechtbank in de beschikking van 23 mei 2006 duidelijk te kennen gaf dat de vastgestelde bijdrage aan kinderalimentatie ten behoeve van X niet meer onverkort van toepassing was. Door hieraan in dit geval voorbij te gaan en toch de inning op basis van de vastgestelde bijdrage in de beschikking van maart 2005 over te nemen handelde het LBIO niet behoorlijk. Indien partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de vraag welke ouder (verzoeker als verzorgende ouder of K. als niet-verzorgende ouder) rechthebbende is op de kinderalimentatie dient het LBIO partijen naar de rechter door te verwijzen en zich in eerste instantie te onthouden van de overname van de inning. De ombudsman benadrukte dat het LBIO geen definitieve uitspraak kan doen over de verschuldigdheid van de alimentatie. Het LBIO kan evenmin het alimentatiebedrag wijzigen en/of op nihil stellen. Dat is en blijft voorbehouden aan de rechter.

De klacht was gegrond wegens strijd met het redelijkheidsvereiste.

De Nationale ombudsman gaf het LBIO in overweging omde passage over het betalen van kinderalimentatie in relatie tot de wijziging van de verblijfplaats van het kind die is opgenomen in het door het LBIO mee te zenden informatieblad bij de brief waarin de overname van de inning aan de onder­houdsplichtige wordt aangekondigd, zodanig te wijzigen dat de informatie hierover in overeenstemming was met het (recent gewijzigde) beleid van het LBIO.

Verder klaagde verzoeker erover dat het LBIO ook na de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 juni 2007, waarbij de alimentatieverplichting van verzoeker ten behoeve van X met ingang van 1 april 2006 is verlaagd, opslagkosten bij hem in rekening heeft gebracht en nog steeds brengt.

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Gouda

Klacht:

Inning van kinderalimentatie ten behoeve van verzoekers minderjarige dochter overgenomen en zich daarbij op het standpunt gesteld dat de beschikking van de rechtbank van 23 mei 2006 in Den Haag geen wijziging bracht in de eerder door de rechtbank aan verzoeker bij uitspraak van 30 maart 2005 opgelegde alimentatieverplichting; na uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 juni 2007, waarbij de alimentatieverplichting van verzoeker met ingang van 1 april 2006 is verlaagd, opslagkosten in rekening gebracht.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Gouda

Klacht:

Nog steeds opslagkosten in rekening gebracht na uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 juni 2007.

Oordeel:

Niet gegrond