De Belastingdienst legde verzoeker pas in augustus 2005 de aanslag inkomstenbelasting 2001 op, hoewel volgens verzoeker alle daartoe benodigde gegevens al in juni 2004 bekend waren. Verzoeker diende (door tussenkomst van een intermediair en via de Nationale ombudsman) een klacht bij de Belastingdienst in.
Verzoeker is van mening dat de Belastingdienst in de beslissing op de klacht niet op de kern van de zaak is ingegaan.
De Belastingdienst heeft primair geoordeeld dat de klacht niet in behandeling hoefde te worden genomen en subsidiair dat zij niet gegrond was. Dat verzoeker in beroep ging tegen de heffingsrente, wil echter niet zeggen dat de klacht over de behandelingsduur niet hoefde te worden behandeld. De Belastingdienst heeft de aangifte niet zo voortvarend afgehandeld als volgens het eigen bedrijfsplan de bedoeling was. De Belastingdienst heeft geen rechtvaardiging voor de lange behandelingsduur aangevoerd. De Belastingdienst is in de motivering, zoals die is gegeven in de beslissing op de klacht blijven hangen in argumenten die van belang waren voor de vraag of terecht heffingsrente in rekening was gebracht.
De Nationale ombudsman acht de klacht gegrond, vanwege schending van het motiveringsvereiste.