2008/065

Rapport

Verzoeker, een werkgever, en zijn bedrijfsarts verschilden van mening met een zieke werkneemster over haar mogelijkheden tot re-integreren in haar eigen werk. Daarom vroeg werkneemster een deskundigenoordeel aan bij het UWV. Het UWV oordeelde dat werkneemster pas vanaf de dag na het spreekuur gedeeltelijk in staat was om aangepaste werkzaamheden te verrichten. Verzoeker vroeg hierop ook een deskundigenoordeel aan bij het UWV. Het UWV bleef bij het eerder gegeven oordeel. Dit oordeel was in strijd was met de mening van de bedrijfsarts en verzoekers eigen waarnemingen.

Verzoeker klaagde over de conclusie van de twee deskundigenoordelen aangezien deze conclusie in strijd was met hetgeen de bedrijfsarts had vastgesteld en verzoekers eigen waarnemingen van de emotionele weerbaarheid van zijn werkneemster. Ook klaagde verzoeker erover dat de twee deskundigenoordelen waren afgegeven door dezelfde verzekeringsarts zodat onafhankelijkheid niet gewaarborgd was.

De Nationale ombudsman overwoog dat de, hoewel de verzekeringsarts en de bedrijfsarts van mening verschilde, de conclusie van de deskundigenoordelen in de medische rapportage die daaraan ten grondslag lag, goed gemotiveerd was weergeven en daar ook redelijkerwijs uit voortvloeide. In de beide deskundigenoordelen die verzoeker had ontvangen was de conclusie echter niet gemotiveerd. Ook was door UWV geen nadere mondelinge toelichting gegeven op het deskundigenoordeel en welke gegevens daarbij van belang waren. Omdat de conclusies van de deskundigenoordelen ongemotiveerd aan verzoeker waren meegedeeld, is het voor verzoeker niet duidelijk geweest hoe de verzekeringsarts tot zijn oordeel was gekomen.

Met betrekking tot het afgeven van beide deskundigenoordelen door dezelfde verzekeringsarts, oordeelde de Nationale ombudsman dat de verzekeringsarts een onafhankelijke professional in een neutrale positie was. Ook was van enige onzorgvuldigheid bij het afgeven van het tweede deskundigenoordeel niet gebleken.

Tot slot concludeerde de Nationale ombudsman dat de onduidelijkheid bij verzoeker over de status en het doel van een deskundigenoordeel een belangrijke aanleiding was geweest voor zijn klachten. Tevens was bij het UWV bekend dat er een arbeidsconflict speelde maar de verzekeringsarts had ook daar geen aanleiding in gezien om contact op te nemen met verzoeker. Dit had, gezien het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking, echter wel van het UWV verwacht mogen worden.

De Nationale ombudsman achtte de klacht over de conclusie van de beide deskundigenoordelen wegens strijd met het motiveringsvereiste. De Nationale ombudsman overwoog ten aanzien van het afgeven van beide deskundigenoordelen door dezelfde verzekeringsarts dat er geen sprake was van vooringenomenheid.

Instantie: UWV Zwolle

Klacht:

In twee deskundigenoordelen geconcludeerd dat verzoekers werkneemster pas met ingang van 22 februari 2007 geschikt werd geacht voor werkzaamheden terwijl verzoeker van mening is dat werkneemster hiertoe met ingang van 15 januari 2007 in staat moest worden geacht .

Oordeel:

Gegrond

Instantie: verzekeringsarts van het UWV

Klacht:

Verzekeringsarts die op aanvraag van verzoeker het deskundigenoordeel heeft afgegeven, dezelfde verzekeringsarts is geweest die op aanvraag van de werkneemster het deskundigenoordeel heeft afgegeven.

Oordeel:

Niet gegrond