De klachtencommissie van de Raad voor de Kinderbescherming oordeelde dat de Raad onvoldoende objectief onderzoek had verricht naar de vraag van de rechter op welke wijze moest worden voorzien in het ouderlijk gezag over de minderjarige, waar zij haar hoofdverblijfplaats moest hebben en welke omgangsregeling er met de niet-verzorgende ouder moest komen, waarmee jegens verzoeker onzorgvuldig was gehandeld.
Verzoeker klaagde erover dat de directeur van de Raad aan deze uitspraak geen gevolgen heeft verbonden.
Naar het oordeel van de Nationale ombudsman leidde de ernst van de verwijten van de klachtencommissie ertoe dat niet zonder meer en reeds op voorhand viel uit te sluiten dat de uitkomst van het onderzoek een andere was geweest indien de raadsonderzoeker wel voor een juiste opzet en invulling van het onderzoek had gekozen. Hiermee was de wijze waarop het raadsonderzoek was verricht en het daarop gebaseerde raadsrapport ten minste discutabel geworden en was de conclusie van de regiodirecteur dat er sprake was geweest van een gedegen onderzoek, niet langer op zijn plaats. De regiodirecteur had dan ook niet kunnen concluderen dat het niet nodig was naar aanleiding van het oordeel van de klachtencommissie geen (verdere) maatregelen te nemen. De beslissing van de klachtencommissie had juist aanleiding moeten zijn om hiervan te leren en te proberen herhaling hiervan in de toekomst te voorkomen. Ook had de regiodirecteur ervoor moeten zorgen dat het opgestelde conceptrapport in het vervolg geen enkele rol meer zou kunnen spelen, noch bij eventueel verder intern gebruik door de Raad, noch bij eventueel extern gebruik door de rechtbank.
De regiodirecteur had dan ook in strijd gehandeld met het redelijkheidsvereiste.
Dit gaf de Nationale ombudsman aanleiding de minister voor Jeugd en Gezin de aanbeveling te doen ervoor te zorgen dat de beslissing van de klachtencommissie onder de aandacht van haar medewerkers werd gebracht, op het raadsdossier een aantekening werd gemaakt waaruit duidelijk werd dat er geen enkele waarde aan het rapport mocht worden toegekend, dat in het rechtbankdossier een brief werd gevoegd waarin de uitspraak van de klachtencommissie stond weergegeven alsmede dat om die reden aan het rapport geen enkele waarde mocht worden toegekend.