2008/047

Rapport

Bij beschikking voorlopige voorzieningen was bepaald dat verzoeker alimentatie moest betalen voor zijn twee kinderen. Op verzoek van zijn ex-echtgenote nam het LBIO de inning van de alimentatie over wegens een betalingsachterstand. Het LBIO droeg de invordering over aan de deurwaarder. Verzoeker was het hier niet mee eens en diende een klacht in bij de Nationale ombudsman.

Tijdens het onderzoek bleek dat verzoeker, hoewel daartoe door het LBIO meermalen in de gelegenheid te zijn gesteld, niet of onvoldoende had aangetoond dat hij de verschuldigde bijdrage had betaald. Om die reden gaf het LBIO gevolg aan het incassoverzoek van de ontvangstgerechtigde en stelde het LBIO de achterstand vast. Het LBIO wees verzoeker erop dat indien binnen tien dagen geen betaling zou zijn ontvangen, het LBIO zonder verdere aankondiging zou overgaan tot incassomaatregelen. Betaling bleef uit. Het LBIO legde vervolgens tevergeefs beslag op verzoekers uitkering en gaf daarna een incasso- en executieopdracht aan de deurwaarder.

De Nationale ombudsman oordeelde dat het LBIO de inning van de kinderalimentatie terecht had overgenomen. Op grond van de beschikking inzake voorlopige voorzieningen was verzoeker met ingang van die datum (en niet pas na inschrijving van de echtscheiding) een onderhoudsbijdrage voor zijn twee kinderen verschuldigd. Nu verzoeker na overname van de inning door het LBIO niet tot (enige) betaling aan het LBIO was overgegaan, mocht het LBIO verdergaande maatregelen treffen. Gebleken was dat het LBIO daartoe eerst had getracht beslag te leggen op de uitkering van verzoeker alvorens aan een deurwaarder een incasso- en executieopdracht te geven. Geen strijd met redelijkheidsvereiste.

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Klacht:

Invordering verschuldigde alimentatie overgedragen aan de deurwaarder.

Oordeel:

Niet gegrond