1) Verzoeker ging in beroep bij de officier van justitie tegen een hem opgelegde WAHV-beschikking en vroeg de CVOM in het beroepschrift tevens de foto van de door hem begane snelheidsovertreding over te leggen. De officier van justitie wees het beroep af, verstrekte wel informatie over de verdere gang van zaken, maar zond verzoeker niet de gevraagde foto toe.
Dat gebeurde pas na aanvang van het onderzoek van de Nationale ombudsman.
Door verzoeker geen inzage te geven in de foto's danwel hem niet te informeren op welke wijze hij inzage zou kunnen krijgen, heeft de officier van justitie bij de CVOM geen/onvoldoende oog gehad voor het gerechtvaardigd belang van verzoeker om voorafgaand aan of tijdens de beroepsprocedure een correcte inschatting te kunnen maken van zijn positie en de in dat verband eventueel aan te voeren argumenten.
Fair play beginsel. Gegrond
2) Naar aanleiding van zijn aandeel bij een aanrijding ontving verzoeker op 8 maart 2007 een transactievoorstel. Verzoeker diende terstond bezwaar in en betaalde enkele dagen tevens het transactiebedrag. Itt de minister van Justitie overweegt de Nationale ombudsman dat niet ervan mag worden uitgegaan dat een verdachte een weloverwogen beslissing neemt als hij na eerst bezwaar te hebben aangetekend vervolgens toch gewoon het transactiebedrag voldoet. De officier van justitie is tekortgeschoten door niet te informeren bij verzoeker wat nu eigenlijk zijn bedoeling was.
Vereiste van actieve en adequate informatieverwerving. Gegrond
Binnen dit onderzoek bleek dat CVOM standaard en op voorhand de wettelijke beslistermijn verlengt. Deze praktijk had No al in de zgn burgerbriefrapporten (2003/325 en 2005/250) afgekeurd.
Binnen het kader van dit onderzoek heeft het College van procureurs-generaal de CVOM opgedragen deze werkwijze te beëindigen.