Verzoeker is advocaat. Zijn cliënt heeft diverse veroordelingen op zijn naam staan waaronder een aantal geldboetes en een ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Met het CJIB is een betalingsregeling getroffen voor deze bedragen. Ten aanzien van de laatstgenoemde veroordeling diende de advocaat een verzoek tot vermindering dan wel kwijtschelding in bij de rechter.
Verzoeker klaagde erover dat de officier van justitie hem één minuut voor de zitting via de bode liet weten dat de zaak al middels vervangende hechtenis was afgedaan en dat de zitting niet plaats hoefde te vinden. Verzoeker begreep van de officier van justitie dat zij al enkele weken daarvoor bij het CJIB navraag had gedaan naar de stand van zaken met betrekking tot de ontnemingsmaatregel en dat zij toen te horen had gekregen dat de zaak al was afgedaan. Het had haar daarom bevreemd dat verzoeker dit verzoek bij de rechter had ingediend.
Met deze informatie in zijn achterhoofd diende verzoeker een klacht in, omdat hij vond dat de officier van justitie hem wel eerder op de hoogte had kunnen stellen. Nu was hij voor niets van Assen naar Breda afgereisd.
De Nationale ombudsman was van oordeel dat het voor de hand had gelegen dat de officier van justitie, op het moment dat zij erachter kwam dat de zitting geen doorgang hoefde te vinden, contact met verzoeker had opgenomen om te vragen naar de achterliggende gedachte achter het ingediende verzoek. Dat er geen wettelijke bepaling bestaat die dit voorschrijft, hoeft geen belemmering te vormen dit wel te doen. Door na te laten de raadsman te informeren over de gegevens die zij van het CJIB had ontvangen, had zij gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking.
