2008/029

Rapport

Aan verzoekers vader (fietser) werd geen voorrang verleend door een camper tengevolge waarvan de vader is overleden. In eerste instantie is de bestuurder gedagvaard voor art . 5 WVW (gevaarzetting). Pas nadat een door verzoeker genoemde getuige is verhoord is alsnog gedagvaard voor art. 6 WVW (dood door schuld in het verkeer).

Verzoeker klaagt erover dat de politie onvoldoende moeite heeft gedaan om getuigen op te sporen.

De Nationale ombudsman kan een en ander niet vaststellen, nu het in ernstige mate heeft ontbroken aan een zorgvuldige verslaglegging van wat er in het kader van het opsporen van getuigen heeft plaatsgevonden. De politie heeft daarmee gehandeld in strijd met het vereiste van professionaliteit.

Verzoeker klaagt er ook over dat de politie hem onvoldoende inzage in de stukken (zoals bijvoorbeeld de verklaring van de verdachte) heeft gegeven.

De Nationale ombudsman wijst erop dat ingevolge de Aanwijzing informatieverstrekking verkeersongevallen de verstrekking van stukken via de Stichting Processen Verbaal dan wel de officier van justitie (en dus niet via de politie) dient te verlopen. Tevens biedt de Wet politieregisters geen mogelijkheid om verklaringen van verdachten te verstrekken, gelet op het gesloten verstrekkingenregime. De politie heeft niet gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking.

Instantie: Regiopolitie Friesland

Klacht:

Wijze waarop onderzoek is gedaan naar ongeval met dodelijke afloop: onderzoekshandelingen ten aanzien van het opsporen van getuige vastgelegd; verzoeker onvoldoende geïnformeerd.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Friesland

Klacht:

Verzoeker onvoldoende inzage in stukken gegeven .

Oordeel:

Niet gegrond