2008/014

Rapport

Verzoekers verhuisden in 1997 vanuit de Randstad naar een plaatsje in de provincie Groningen.

Er ontstond een conflict tussen hen en een aantal buurtbewoners, dat escaleerde. Nadat in de oudejaarsnacht van 2000 op 2001 enkele vuilcontainers tegen de gevel van hun huis in brand waren gestoken, wendden verzoekers zich tot het regionale politiekorps Groningen voor hulp. Het politiekorps zegde verzoekers toe te proberen in het conflict te bemiddelen. Verzoekers deden ondertussen diverse aangiftes dan wel meldingen van onder andere belediging, bedreiging en vernieling. In maart 2003 spraken verzoekers met de wijkagent in het kader van de bemiddeling. Verzoekers waren echter niet tevreden over dat gesprek en vonden dat het politiekorps op een vooringenomen en passieve wijze op het conflict reageerde.

Verzoekers klaagden erover dat het regionale politiekorps Groningen niet, althans onvoldoende heeft gereageerd op de door hen bij het korps gedane (schriftelijke) aangiftes en meldingen en op de door hen naar het korps gestuurde brieven waarin wordt verzocht om informatie aangaande die aangiftes en meldingen. De Nationale ombudsman toetste het politieoptreden aan het redelijkheidsvereiste en oordeelde dat dit niet geschonden was.

Een buurvrouw deed in mei 2003 bij het politiekorps aangifte tegen verzoeker. Volgens haar was verzoeker met zijn auto op haar ingereden toen zij met een vuilcontainer op straat stond. Daarbij zou zij klem zijn komen te zitten tussen de auto en de container. Verzoeker verklaarde daarentegen dat de buurvrouw de vuilcontainer tegen zijn auto had geduwd toen hij wilde inparkeren. Volgens hem was er sprake van een valse aangifte tegen hem. Het politiekorps stelde een onderzoek in naar de aangifte en maakte daarvan een proces-verbaal op.

Ook klaagden verzoekers erover dat politieambtenaren de aangeefster hebben gehoord in het bijzijn van een aantal getuigen. Verder klaagden verzoekers erover dat ambtenaren de verklaring van een getuige hebben gestuurd dan wel beïnvloed en deze verklaring tendentieus hebben opgesteld. De Nationale ombudsman oordeelde dat de politieambtenaren hadden gehandeld in strijd met het vereiste van professionaliteit. De onderzochte gedragingen waren op dit punt niet behoorlijk

Naar aanleiding van klachten over de behandeling van verzoekers klachten door de regiopolitie overwoog de Nationale ombudsman ondermeer dat vraagtekens moeten worden geplaatst bij de onafhankelijkheid en objectiviteit van de klachtbehandelaar wanneer deze een gedraging moet onderzoeken die zijn direct leidinggevende betreft. De Nationale ombudsman constateerde schending van het verbod van vooringenomenheid.

Het vereiste van fair play was geschonden doordat zonder goede grond enkele klachten niet in behandeling waren genomen.

Overige klachtonderdelen:

- wijze van vastleggen van informatie in een verklaring;

- het niet opnemen van informatie in een mutatie of proces-verbaal;

- het opnemen van tendentieuze informatie in een proces-verbaal van verhoor en voorgeleiding;

- de wijze van bejegening in mutaties en verslagen.

Instantie: Regiopolitie Groningen

Klacht:

Aangeefster gehoord in bijzijn van getuigen; geen proces-verbaal of mutatie opgemaakt van gesprek met huisarts; getuige beïnvloed; proces verbaal tendentieus opgemaakt: indruk gewekt dat verzoekers de getuige wilden manipuleren, opgenomen dat over en weer pesterijen plaatsvonden en dat ambtshalve bekend was dat ook anderen regelmatig beklag deden over verzoekers, doen voorkomen dat verzoekers geen bemiddeling wilden; handelwijze klachtbehandelaar; klacht behandeld door ondergeschikte van betrokken districtschef; klachten niet voorvarend behandeld; enkele klachten niet in behandeling genomen; verzoekers onheus bejegend in mutaties en verslagen; geen informatie verstrekt over behandeling aangiftes en meldingen.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Groningen

Klacht:

Niet, althans onvoldoende, gereageerd op verzoekers aangiften en meldingen; in 'verklaring vrijgeven medische verklaring' ten onrechte gesteld dat aangeefster onder dokersbehandeling is geweest, onderzocht is in ziekenhuis en verder onderzoek nog gaande is; .

Oordeel:

Niet gegrond