In december 2005 vond er in verzoekers' woning een onderzoek plaats door de politie wegens de verdenking van het hebben van een hennepkwekerij. De politie trof geen hennep aan. Achteraf bleek dat er in verzoekers' tuin een plantje stond dat een geur afgeeft die lijkt op de geur van een hennepplant.
Verzoekers klaagden erover dat de politie ten onrechte een onderzoek in hun woning heeft ingesteld naar de aanwezigheid van een hennepplantage. Zij klaagden er met name over dat de hulpofficier van justitie een machtiging tot binnentreden had afgegeven.
De informatie die heeft geleid tot het afgeven van een machtiging tot binnentreden bestond uit een anonieme melding uit december 2004 dat er bij verzoekers' woning een wietlucht hing en dat er veel jongen mensen aan verzoekers' voordeur stonden. Voorts waren er waarnemingen van de wijkagent dat het bij de woning naar hennep rook. Tenslotte was er een positieve warmtescan van 7 september 2007 (overigens gaf een tweede warmtescan van 9 december 2005 een negatief resultaat).
De Nationale ombudsman oordeelde dat de politie een aantal onderzoekshandelingen heeft laten liggen. Zo was het stroomverbruik van de woning niet opgevraagd en was er geen onderzoek uitgevoerd naar geluid als gevolg van mechanische ventilatie. Ook was er geen onderzoek gedaan of zich onder de woning een kelder zou bevinden. Nu de anonieme melding bijna een jaar oud was, en deze niet meer betrof dan de aanwezigheid van een henneplucht en dat er veel jonge mensen voor de deur stonden, achtte de Nationale ombudsman de genoemde indicatoren niet voldoende om van een redelijk vermoeden van schuld te spreken.
De onderzochte gedraging was in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking.
Verzoekers klaagden er voorts over dat de politie disproportioneel en stigmatiserend had gehandeld door het onderzoek in de woning te laten verrichten door vijf personen waarvan drie politieambtenaren in uniform, terwijl er bovendien politievoertuigen in de straat stonden. Klacht niet gegrond.